Grammatica Meewerkend -en lijdend voorwerp

Wat ga je leren?
  • Het meewerkend voorwerp leren herkennen.
  • Het lijdend voorwerp leren herkennen.


1 / 48
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2-4

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat ga je leren?
  • Het meewerkend voorwerp leren herkennen.
  • Het lijdend voorwerp leren herkennen.


Slide 1 - Slide

Grammatica: 3.7 Het meewerkend voorwerp

Slide 2 - Slide

Volgende slide
Luister naar het filmpje  3 minuten

Extra: Weet je nog niet hoe je een zin moet ontleden?
Kijk eerst naar instructies (begint bij slide 35) met uitleg of vraag je docent! (rood)

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Quizvragen
Haal je een score 90% en meer = dan ben je heeeeeeel goed!
Haal je een score 70% - 89%  = dan ben je goed!
Haal je een score 60%- 69%  = dan ben je goed op weg!
Haal je een score 59% en lager = dan ben je goed bezig en is het raadzaam om hulp te vragen aan je docent

Kwaliteit is belangrijk en niet snelheid

Slide 5 - Slide

Volgende slide
Weet je nog hoe je een zin moet ontleden?
                            
Heb je een stappenplan? 

Sleep van links naar recht je stappenplan = wat doe als 1ste en wat doe 2de et cetera als je een zin moet ontleden?  

Slide 6 - Slide

Stappenplan zin ontleden
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zin verdelen met streepjes
lijdend voorwerp

Slide 7 - Drag question

Volgende slide:
Sleep juiste voorwerp naar juiste zin

Slide 8 - Slide

onderwerp
meewerkend voorwerp
persoonsvorm (gezegde)
lijdend voorwerp
Mijn broer timmert zijn eigen tafel
De zorg biedt nu extra hulp aan ouderen
Heeft hij hun geschreven?
Ik zag jou.

Slide 9 - Drag question

Volgende slide:
Luister naar het filmpje over meewerkend en
lijdende voorwerp                                                      2 minuten
timer
1:00

Slide 10 - Slide

1

Slide 11 - Video

0

Slide 12 - Video

Hoe kun je nog meer het lijdend voorwerp in een zin vinden? (Welke redenering is juist?)

"Ik /heb/ hem /gisteren/ mijn huiswerk/ laten zien"
A
Je vraagt jezelf wie/wat heeft wat laten zien.
B
Je vraagt jezelf wie of wat heb ik laten zien?
C
Je vraagt jezelf voor wie of wat heb ik laten zien?

Slide 13 - Quiz

Moet er in iedere zin een lijdend voorwerp zitten?


A
Ja, in iedere zin zit een lijdend voorwerp .
B
Nee, alleen in zinnen met een meewerkend voorwerp.
C
Nee, niet in iedere zin zit een lijdend voorwerp

Slide 14 - Quiz

Hoe kun je nog meer een meewerkend voorwerp in een zin vinden? (Welke redenering is juist?)



"Ik /heb/ hem /gisteren/ mijn huiswerk/ laten zien"
A
Je vraagt jezelf wie/wat heeft wat gedaan
B
Je vraagt jezelf aan/voor wie/wat heb ik mijn huiswerk laten zien
C
Je vraagt jezelf wie/wat heb ik mijn huiswerk laten zien

Slide 15 - Quiz

01:39
Hoe herken je een meewerkend voorwerp?
A
een meewerkend voorwerp is de ontvanger
B
Geen meewerkend voorwerp
C
een meewerkend voorwerp is de gever

Slide 16 - Quiz

Wanneer weet je zeker dat er geen meewerkend voorwerp in een zin staat?
A
als geen lijdend voorwerp in een zin staat
B
als er geen aan of voor in een zin staat
C
als lijdend voorwerp in zin een staat.

Slide 17 - Quiz

Volgende slides:
Sleep de onderstreepte woorden naar:
  • meewerkende voorwerp of
  • lijdende voorwerp

Slide 18 - Slide

lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Mijn broer timmert zijn eigen tafel
Ik zag jou.
De zorg biedt nu extra hulp aan ouderen
Heeft hij hun een brief geschreven?

Slide 19 - Drag question

meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
Wij geven jullie iets.
Heb je hun geschreven?
Ik zie haar.
Ik help hem.

Slide 20 - Drag question

lijdend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp
persoonsvorm (gezegde)
Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Wij geven jullie een bos bloemen.
Heb je hun een brief geschreven?
Ik zie haar.

Slide 21 - Drag question

Volgende slides:
herkennen van het meewerkend voorwerp

1,5 minuut

Zit je nog steeds op 90% score? heeeel goed

Slide 22 - Slide

0

Slide 23 - Video

Volgende 14 slides :
Beantwoord de gesloten vragen: meewerkend voorwerp

Slide 24 - Slide

Is dit een meewerkend voorwerp?
'Heb jij een voldoende van de docent gekregen?'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
C
er staat geen meewerkend voorwerp in

Slide 25 - Quiz

Meewerkend voorwerp is een?
A
Woordsoort
B
Zinsdeel
C
Persoonsvorm

Slide 26 - Quiz

Ik zie hem

hem = ?
A
Onderwerp
B
Meewerkend Voorwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 27 - Quiz

Ik zie hem

hem = ?
A
Onderwerp
B
Meewerkend Voorwerp
C
Lijdend voorwerp

Slide 28 - Quiz

'Hun' is nooit een...
A
meewerkend voorwerp
B
onderwerp

Slide 29 - Quiz

Jan gaf de toets aan de leraar.

Wat is 'aan de leraar'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 30 - Quiz

Jan gaf de toets aan de leraar.

de toets is ..........
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 31 - Quiz

Jan gaf de toets aan de leraar.

Aan de leraar is.........
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 32 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen voor de trainer.'
A
meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
C
onderwerp

Slide 33 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij geeft al zijn geld aan arme mensen. 
aan arme mensen = ...............
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp
C
Wel een lijdend voorwerp
D
Geen lijdend voorwerp

Slide 34 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
'Heb jij een voldoende van de docent gekregen?'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 35 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
'We willen een cadeaubon kopen voor de trainer.'
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 36 - Quiz

Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 37 - Quiz

Hoe sta je ervoor nu, na de les?
A
Ik kan het meewerkend voorwerp altijd vinden.
B
Ik kan meestal het meewerkend voorwerp vinden.
C
Ik kan soms het meewerkend voorwerp vinden.
D
Ik snap er niets van.

Slide 38 - Quiz

Einde
Heb je nog vragen of opmerkingen?

Is je score < 90% kijk wat je fout hebt gedaan en corrigeer!

Slide 39 - Slide


het meewerkend voorwerp herkennen?

het lijdend voorwerp herkennen?


Slide 40 - Slide

Kun je nu......
Het meewerkend voorwerp herkennen?
Het lijdend voorwerp herkennen?
A
Ik kan het meewerkend-en lijdenvoorwerp altijd vinden.
B
Ik kan meestal het meewerkend-en lijdend voorwerp vinden.
C
Ik kan soms het meewerkend-en lijdend voorwerp vinden.
D
Ik snap er niets van.

Slide 41 - Quiz

meewerkend voorwerp

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video

meewerkend voorwerp

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Video

Meewerkend voorwerp

Slide 47 - Slide

Stappenplan zin ontleden
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zin verdelen met streepjes
lijdend voorwerp

Slide 48 - Drag question