La Francophonie lesbrief

Le monde francophone
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Le monde francophone

Slide 1 - Slide

Découvrons le monde de la Francophonie
La langue française


- Regarde la vidéo sur le slide suivant. Réponds aux questions


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

5

Slide 4 - Video

Découvrons le monde de la Francophonie
La langue française


- Regarde la vidéo sur le slide suivant. Réponds aux questions


Slide 5 - Slide

00:21
Er spreken in totaal 274 miljoen mensen Frans.
A
Vrai
B
Faux

Slide 6 - Quiz

00:27
Accenten zijn overal hetzelfde.
A
Vrai
B
Faux

Slide 7 - Quiz

00:33
Het heeft 20 eeuwen geduurd voordat het Frans daadwerkelijk een taal werd.
A
Vrai
B
Faux

Slide 8 - Quiz

01:23
De Franse taal wordt een officiële taal op school dankzij François 1er.

A
Vrai
B
Faux

Slide 9 - Quiz

01:32
In het hedendaagse Frans worden veel
buitenlandse woorden gebruikt.

A
Vrai
B
Faux

Slide 10 - Quiz

Faits sur la Francophonie -internet 10 min.
Regarde les chiffres ci-dessous. Choisis les bonnes réponses.
Cherche les réponses sur: https://www.francophonie.org/

1 Er zijn _____ miljoen francofonen ter wereld.

2 Er zijn _____ landen verdeeld over de 5 continenten waar Frans gesproken wordt.

3 _____ miljoen mensen krijgen onderwijs/les in het Frans.
4 _____ miljoen mensen leren Frans als vreemde taal.
5 Het Frans is de op _____ na meest gesproken taal ter wereld.
6 Het Frans is de op _____ na meest gebruikte taal binnen internationale organisaties.
7 In 2060 zal het Frans door ongeveer _____ miljoen mensen gesproken worden.






timer
10:00

Slide 11 - Slide

Jeu: Qui trouve le plus de pays francophones?  
- In tweetallen ga je binnen 5 minuten 
   zoveel mogelijk Franstalige landen opnoemen die je kent. lever dit 
   papiertje in!
 

- De tijd wordt bijgehouden met een stopwatch

timer
5:00

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Quiz
10 vragen over de Francophonie

Slide 14 - Slide

1 In welk jaar is het begrip
Francofonie voor het eerst
gebruikt?
A
1750
B
1880
C
1900
D
1908

Slide 15 - Quiz

2. Wie heeft het woord Francofonie bedacht?
A
Marcel Proust
B
Onéisme Réclus
C
André Malraux

Slide 16 - Quiz


3 Het woord Francofonie (met een hoofdletter F) bestaat uit
het geheel van regeringen, landen en officiële instanties
die het Frans gebruiken tijdens werk.

A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

4 Wat wordt er bedoeld met francofonie (kleine letter f):

Het geheel van mensen die …

A
het Frans als moedertaal gebruiken.
B
de Franse taal perfect beheersen.
C
het Frans dagelijks gebruiken.

Slide 18 - Quiz

5. Wat betekent de afkorting OIF?
A
Organisation Internationale du Français
B
Organisme Internationale du Français
C
Organisation Intergouvernementale de la Francophonie
D
Organisation Internationale de la Francophonie

Slide 19 - Quiz

6 Uit hoeveel staten en regeringen
die het Frans gebruiken bestaat
het OIF?
A
30
B
54
C
14
D
120

Slide 20 - Quiz

7 Uit welke kleuren bestaat het logo van het OIF?
A
geel groen paars rood blauw
B
zwart geel groen rood blauw
C
geel groen oranje rood paars
D
groen rood blauw oranje paars

Slide 21 - Quiz

8 Hoeveel mensen spreken er ongeveer Frans over de hele wereld?
A
± 150 miljoen
B
± 200 miljoen
C
± 250 miljoen
D
± 300 miljoen

Slide 22 - Quiz

9 Hoe heet de Franse televisiezender die overal in de wereld wordt uitgezonden?
A
TF1
B
RFI
C
TV5
D
M6

Slide 23 - Quiz

10 In welk Europees land wordt het Frans veel gesproken?
A
Oostenrijk
B
Griekenland
C
Hongarije
D
Luxemburg

Slide 24 - Quiz

Expressions francophones 
Ieder Franstalig land kent zijn eigen uitdrukkingen. Op de volgende slide staan een aantal uitdrukkingen afkomstig uit Afrika, België, Zwitserland en Canada.
Wat betekenen ze? Gebruik het internet en sleep zo de begrippen naar de juiste betekenis. 

timer
10:00

Slide 25 - Slide

Cadonner
avoir une grande bouche
Aller au pas de caméléon
Passer la nuit à l'amigo
être bleu
Il drache
Faire un clopet
être un pissou
een bangerik zijn 
iemand die veel praat 
een cadeau geven
De nacht in het politiebureau doorbrengen
zeer langzaam lopen 
een dutje doen
een bangerik zijn
Het regent

Slide 26 - Drag question