beroepsbeeld en oriëntatie

Beroepsbeeld en oriëntatie
1 / 12
next
Slide 1: Slide
LOBMBOStudiejaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Beroepsbeeld en oriëntatie

Slide 1 - Slide

Deze les 
  1. Wat is een beroepenoriëntatie?
  2. wat is een beroepsbeeld?
  3. het verschil
  4. hoe weet ik of een beroep bij mij past?
  5. opdracht woordweb 
  6. opdracht presteren
  7. een spel 

Slide 2 - Slide

Wat is een beroepenoriëntatie?
  1. kijken welke beroepen er zijn.
  2. kijken welke beroepen bij jou passen.
  • Als je weet welk beroep bij je past, ga je kijken wat je nodig hebt voor dat beroep.

bijvoorbeeld: 
Welke diploma moet je hebben of welke eigenschappen heb je nodig? 



Slide 3 - Slide

Wat is een beroepsbeeld?
Een beroepsbeeld = alles wat je weet van een beroep.
Als je een goed beroepsbeeld wilt hebben zijn deze dingen heel belangrijk?
  1.  welke taken er zijn: wat kan word er gedaan?
  2. welke rollen er zijn: wie heeft welke taak?
  3. welke functies er zijn: wie heeft de verantwoordelijkheid?

Verantwoordelijkheid  heb je wanneer jij er voor moet zorgen dat het goed gaat!

Slide 4 - Slide

het verschil
Bij een beroepsoriëntatie kijk je naar welke beroepen er zijn 
 beroepsbeeld = alles wat je weet van een beroep.

Slide 5 - Slide

Waarom is het belangrijk om een beroepsoriëntatie te doen?

Slide 6 - Open question

Waarom is het belangrijk om een beroepsbeeld te hebben?

Slide 7 - Open question

Hoe weet ik of een beroep bij mij past?
Het is fijn om werk te zoeken dat bij je past.
Maar hoe doe je dat ?
  1.  welke eigenschappen heb ik?  of waar ben ik goed in?
  2.  wat vind ik leuk om te doen?
  3. Stage lopen en kijken of je het leuk vind.
  4. Opleiding volgen om te kijken of je het leuk vind. 
  5. een beroepentest! 






Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

opdracht woordweb maken op papier of laptop 
  • Maak er woorden of tekeningen bij.

Slide 10 - Slide

presenteren
Vertel iets over je woordweb. 
  1. wat heb je opgeschreven of erbij gezet?
  2. waarom heb je dat gedaan?

Slide 11 - Slide

Het spel: Ik ben de enige die 

  1. maak een kring met stoelen.
  2. ga zitten op een stoel.
  3. een iemand zegt. Ik  ben de enige die ....... (maak de zin af) 
  4. de studenten die dit ook hebben gaan staan. Zo niet blijf je zitten 
  5. degene die staan moeten van stoel verwisselen.

Slide 12 - Slide