H1 getallen

Getallen 
1 / 46
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Getallen 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?
  • Leerdoelen
  • Theorie
  • Oefenen
  • Eind opdracht(je) 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Na deze les kan:
  • Benoemen wat de waarde is van een cijfer n.a.v. de plek
  • Tijdlijn / getallenlijn invullen
  • Afronden
  • Getallen met elkaar vergelijken
  • Weet je wat decimalen getallen zijn
  • Temperaturen vergelijken


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Even of oneven
Getallen die je kunt delen door 2 zijn even. 
Bijvoorbeeld: 4, 6, 12, 24

Oneven getallen kun je niet delen door 2.
Bijvoorbeeld: 1, 3, 7 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Is het cijfer 9 even of oneven?
A
even
B
oneven

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Oneven of even?
5
A
even
B
oneven

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Oneven of even?
266
A
even
B
oneven

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

7. Welke getallenreeks is oneven
A
2, 3, 5, 7, 9
B
2, 13, 15, 17, 18
C
3, 5, 9, 13, 23
D
1, 2, 6, 8, 10

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Plek van cijfer bepaalt de waarde
Spreek je uit als: zeven miljoen negenhonderd tweeendertig duizend vijfhonderdeenenveertig

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hoe schrijf je het getal in cijfers?
achthonderd achtendertig
A
831
B
800
C
380
D
838

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je dit getal in cijfers:
honderddrieënnegentig
A
391
B
193
C
913
D
139

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je het getal in cijfers?
zevenhonderd drieëntachtig
A
387
B
783
C
873
D
877

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


Wat is het getal
3 waard?
A
duizendtal
B
honderdtal
C
tiental
D
eenheid

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions


Wat is het getal
3 waard?
A
duizendtal
B
honderdtal
C
tiental
D
eenheid

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

De waarde van het getal 3 in het getal 821.391 is:
A
3
B
30
C
300
D
3000

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions


Wat is het getal
2 waard?
A
duizendtal
B
honderdtal
C
tiental
D
eenheid

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Tijdlijn

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Tijdlijn
Lees goed wat de bedoeling is: van oud naar nieuw 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Koppel de getallen aan de juiste getallenlijn.
471
66
251

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Plaats de getallen op de juiste plek op de getallenlijn.
0
-3
2

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Afronden
Cijfer kleiner dan 5, rond je het getal naar beneden af

Cijfer 5 of groter dan rond je af naar boven

Het getal wat eruit komt is nooit precies het juiste getal dus gebruik je een ongeveer teken

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Afronden naar hele getallen
1,27
rond je af naar..
A
3
B
1
C
2
D
1,3

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Afronden op hele getallen
523,4 rond je af naae
A
600
B
523
C
500
D
524

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Afronden op hele getallen.
15,49 wordt
A
16
B
15
C
15,5
D
15,4

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Getallen vergelijken

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

< Wat betekent dit teken?
A
is gelijk aan
B
is kleiner dan
C
is groter dan
D
is ongeveer gelijk aan

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de plaats van het vraagteken staan?

36,10 ? 36,01




A
Kleiner dan (<)
B
Groter dan (>)
C
Gelijk aan (=)

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat moet er op de stippellijn staan?

36,10 ... 36,01




A
is groter dan
B
is kleiner dan

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

T-2
kleiner of groter:

4,08 ..........4,07
A
kleiner
B
groter

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Decimale getallen
Decimale getallen zijn getallen met een komma.
De cijfers achter de komma heten decimalen.

Bijvoorbeeld
Het getal 4 is geen decimaal getal.
Het getal 4,2 heeft 1 decimaal.
Het getal 4,23 heeft 2 decimalen.
Een getal kan oneindig veel decimalen hebben.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel decimalen getallen heeft 38,97?
A
4
B
2
C
1
D
3

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Decimale getallen zijn
A
puntgetallen
B
breukgetallen
C
kommagetallen

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions


Hoeveel decimalen getallen heeft 389,70?
A
4
B
2
C
1
D
3

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Afronden van decimalen
Bij afronden op één decimaal => Kijk naar het tweede cijfer achter de komma
0,23 wordt 0,2     (< 5)
0,38 wordt 0,4     ( >5)
Bij afronden op twee decimalen => Kijk naar het derde cijfer achter de komma
0,236 wordt 0,24     (>5)
0,793 wordt 0,79     (<5)
0,795 wordt 0,80     (=5)

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Let op!
Je kijkt alleen naar het eerstvolgende decimaal. De decimalen die daarachter staan, zijn niet van belang.

Dus 1,49 afronden op een
heel getal wordt 1.
Dus 2,51 afronden op een 
heel getal wordt 3

Slide 35 - Slide

Het is dus niet goed om eerst 1,49 af te ronden naar 1,5 en vervolgens naar 2.
Afronden op 1 decimaal
1,567
A
1,5
B
1,6
C
1,50
D
1,60

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Afronden op 2 decimalen
4,7788652
A
1,77
B
1,78
C
4,78
D
4,77

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Afronden op 3 decimalen
1,9999999
A
2,000
B
2,0
C
2,00
D
1,999

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

1,263
Afronden met 1 achter de komma
(1 decimaal) is
A
1,26
B
1,2
C
1,20
D
1,3

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Negatieve en positieve getallen

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Negatieve getallen

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions


Negatieve getallen optellen
-16+5=
A
21
B
11
C
-11
D
-21

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Het is 5 graden in een bak. We gooien en ijsklontjes bij hierdoor wordt het 8 graden kouder. Hoeveel graden is het dan in de bak?
A
-3
B
3
C
13
D
-13

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Het saldo van Jan op zijn bankrekening is €-12. Ewoud staat 6 euro rood.
Wie heeft het laagste saldo?
A
Jan
B
Ewoud

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk / to do
Maken blz 30 en 31

Slide 46 - Slide

This item has no instructions