Dag 5 - Film - roze

Thema 6 - Film
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Thema 6 - Film

Slide 1 - Slide

niks
  • geen enkel ding 
  • niets
  • helemaal leeg
  • zin: Ik heb niks fout gedaan.
  • zin: Zij hebben niks te eten.
  • zin: Er staat niks in de kamer.
25

Slide 2 - Slide

nou 
  • nu
  • zin: Kom nou
  • woordje dat je ergens tussen zegt
  • zin: We liepen in het bos en nou, toen begon het te regenen.
  • zin: Nou, wat is dat?
26

Slide 3 - Slide

oké
  • goed
  • prima
  • zin: Ga je morgen mee naar de stad? Oké
27

Slide 4 - Slide

het oog
  • twee ronden dingen in je gezicht
  • je kijkt er mee 
  • het oog - de ogen
  • zin: Zij heeft bruine ogen.
  • zin: Hij heeft iets in zijn oog.
28

Slide 5 - Slide

ook
  • net zo als iemand anders
  • net zo als iets anders 
  • zin: Ik wil ook mee.
  • zin: Ik ga ook naar school.
  • zin: Hij mag ook een nieuwe broek kopen.
29

Slide 6 - Slide

de ouder
  • de vader
  • de moeder 
  • de ouder - de ouders
  • zin: Mijn ouders wonen in Duitsland.
  • zin: Mijn vader en moeder zijn lieve ouders.
30

Slide 7 - Slide

Waar staat hier niks geschreven?
25
A
B
C
D

Slide 8 - Quiz

Wat hoort er bij: niks?
25

Slide 9 - Drag question

Wat zeg je .......?
26
A
tuin
B
waarom
C
nou
D
want

Slide 10 - Quiz

Welke zin is goed?
26
A
Nou moe!
B
Nou en?
C
En nou is het klaar!
D
En nou ga ik echt!

Slide 11 - Quiz

Ik vind het goed!
27
A
Ik vind het irritant!
B
Ik vind het raar!
C
Ik vind het stom!
D
Ik vind het oké!

Slide 12 - Quiz

Schrijf een ander woord voor
goed, prima
27

Slide 13 - Open question

Ik kijk met twee .......... naar mijn boek.
28
A
ooren
B
oogen
C
ogen
D
oren

Slide 14 - Quiz

Welk woord?
28

Slide 15 - Open question

Ik wil ............. graag fietsen! Net zoals mijn zusje!
29
A
ok
B
ook
C
niks
D
liefst

Slide 16 - Quiz

Ik wil dat ............. graag doen!
29
A
ok
B
ook
C
niks
D
liefst

Slide 17 - Quiz

De docenten zijn ............. dan de leerlingen.
30
A
auder
B
ouder
C
onder
D
uoder

Slide 18 - Quiz

Mijn vader en moeder zijn mijn
.........................
timer
1:00
30

Slide 19 - Open question

Een ander woord voor
goed, oké.
31
A
matig
B
voldoende
C
prima
D
mwah

Slide 20 - Quiz