Les Duits klas 2 donderdag 17 november

Lesinhoud
1 Bespreken: Aufgabe 5 (blz. 42)
2 Maken: Aufgabe 8 (blz. 43)
3 Opdracht tijdsbepalingen en dagindelingen
4 ZDF Logo

1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesinhoud
1 Bespreken: Aufgabe 5 (blz. 42)
2 Maken: Aufgabe 8 (blz. 43)
3 Opdracht tijdsbepalingen en dagindelingen
4 ZDF Logo

Slide 1 - Slide

timer
1:30
Ga op je telefoon of tablet naar: www.lessonup.com
login met deze
pin code 
Gebruik je echte naam!

Slide 2 - Slide

Tijdsbepalingen
1. im →  Als je wilt zeggen in welke maand/ seizoen iets gebeurt.
2. am →  Als je wilt zeggen in welke datum /dag vd week/dagdeel iets gebeurt. 
3. um →  Als je wilt zeggen om hoe laat iets gebeurt.  

Slide 3 - Slide

im, am, um
seizoen
maand
dag van de week
datum
tijdstip
im
im
am
am
um

Slide 4 - Drag question

Mein Fußballtraining ist ... Dienstag... 20.00 Uhr.
A
am, um
B
im, um
C
um, am
D
um, im

Slide 5 - Quiz

..... Winter ist es kalt.
A
um
B
im
C
am

Slide 6 - Quiz

... Mai habe ich Geburtstag.
A
im
B
am
C
um

Slide 7 - Quiz

... 23. September gibt es eine große Party.
A
im
B
am
C
um

Slide 8 - Quiz

Dagdelen --> am

morgens = am Morgen = van 6 tot 9 uur 's morgens 
vormittags = am Vormittag = van 9 tot 12 uur 's morgens
mittags = am Mittag = van 12 tot 13 uur uur 's middags 
nachmittags = am Nachmittag = van 13 tot 18 uur 's middags 
abends = am Abend = van 18 tot 24 uur 's avonds 
nachts = in der Nacht = van 0 tot 6 's nachts 

Slide 9 - Slide

am Morgen en morgens zijn twee termen die hetzelfde betekenen
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

tussen 0 en 6 uur in de nacht =
A
mittags
B
vormittags
C
abends
D
in der Nacht

Slide 11 - Quiz

tussen 9 en 12 uur in 's ochtends =
A
mittags
B
vormittags
C
abends
D
morgens

Slide 12 - Quiz

tussen 12 en 13 uur 's middags =
A
mittags
B
vormittags
C
morgens
D
nachmittags

Slide 13 - Quiz

Frühling, Sommer, Herbst, Winter: dit zijn Duitse termen die ... betekenen
A
een maand
B
een jaar
C
een seizoen
D
een datum

Slide 14 - Quiz

Januar, März, Dezember: dit zijn Duitse termen die ... betekenen
A
een maand
B
een jaar
C
een dag
D
een datum

Slide 15 - Quiz

Montag, Dienstag, Freitag: dit zijn Duitse termen die ... betekenen
A
een maand
B
een jaar
C
een kloktijd
D
een dag van de week

Slide 16 - Quiz

Een kloktijd (15 Uhr, 14:30 Uhr) begint altijd met ...
A
im
B
am
C
um
D
sjoiewenqbrrrbn

Slide 17 - Quiz