Begrijpend lezen les 2

Les 2
De wijn
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 2
De wijn

Slide 1 - Slide

We leren de woorden.

Slide 2 - Slide

het feest

Slide 3 - Slide

de fles wijn

Slide 4 - Slide

het glas

Slide 5 - Slide

de arm

Slide 6 - Slide

vies

Slide 7 - Slide

We lezen het verhaal.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Kies ja of nee.

Slide 10 - Slide

Is dit het glas?

A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Is dit het feest?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Is dit de arm?
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz

Is dit vies?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Is dit de wijn?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Wat is dit?

Slide 16 - Slide

Dit is ........
A
de fles
B
het mes
C
de broek

Slide 17 - Quiz

Dit is .......
A
de fles
B
de broek
C
de poes

Slide 18 - Quiz

Dit is .......
A
het mes
B
de stoel
C
het glas

Slide 19 - Quiz

Dit is .........
A
de tand
B
de hand
C
de man

Slide 20 - Quiz

We lezen het verhaal.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Waar of niet waar?

Slide 23 - Slide

Rita is op een feest.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Zij drinkt een glas melk.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

De zoon is vier jaar.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Hij trekt aan haar been.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Het glas valt.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Haar broek is vies.
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quiz

Rita gaat naar school.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quiz

Maak de zin af!

Slide 31 - Slide

Rita is ............. .
A
in de bus
B
op een feest

Slide 32 - Quiz

Rita drinkt ........ .
A
een glas bier
B
een glas wijn

Slide 33 - Quiz

De zoon van Rita is......
A
vier jaar
B
drie jaar

Slide 34 - Quiz

De wijn valt op Rita's ....... .
A
arm
B
broek

Slide 35 - Quiz

Kies de goede zin!

Slide 36 - Slide

Welke zin is goed?
A
Zij is op het feest.
B
Zij is op school.

Slide 37 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Zij drinkt een glas melk.
B
Zij drinkt een glas wijn.

Slide 38 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Hij trekt aan het been.
B
Hij trekt aan de arm.

Slide 39 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Het glas valt.
B
De lamp valt.

Slide 40 - Quiz

Welke zin is goed?
A
Het glas is vies.
B
De broek is vies.

Slide 41 - Quiz

Vertel samen het verhaal.

Slide 42 - Slide