Havo 4 herhaling tijdvak 1 t/m 3

Oefenquiz 1 t/m 3
1 / 33
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Oefenquiz 1 t/m 3

Slide 1 - Slide

Waarom loopt het tijd van van Jagers en Boeren tot ongeveer 3000 v. Christus
A
Het schrift werd uitgevonden
B
Er kwam een stikstofprobleem
C
Er moesten echte bronnen worden gemaakt
D
Jagen werd verboden

Slide 2 - Quiz

Jagers en Boeren
Grieken en Romeinen
Monniken en Ridders
Steden en Staten

Slide 3 - Drag question

Weet je het nog? Wat is de Griekse benaming voor een stadstaat.
A
polis
B
demos
C
aristocratie
D
ostracisme

Slide 4 - Quiz

Wie was Julius Caesar?
A
De eerste Romeinse keizer
B
Uitvinder van de keizersnee
C
Romeinse generaal
D
De moordenaar van Cleopatra

Slide 5 - Quiz

Het geloof in 1 god noemen we
A
Polytheisme
B
Monogamie
C
Monotheisme
D
Polygamie

Slide 6 - Quiz

Welk antwoord geeft de juist tijdsvolgorde? Van oud naar nieuw?
A
ontstaan islam - Karel de Grote - renaissance - hofstelsel
B
hofstelstel - opkomst islam - Karel de Grote - renaissance
C
Karel de Grote - ontstaan islam - hofstelsel - renaissance
D
hofstelsel - opkomst islam - renaissance - Karel de Grote

Slide 7 - Quiz

In het hofstelsel:
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd

Slide 8 - Quiz

Welke types samenleving horen bij de tijd van jagers en boeren?
samenleving van jagers en boeren
industriele samenleving
landbouwstedelijke samenleving
landbouwsamenleving
informatie samenleving

Slide 9 - Drag question

Bij wetenschappelijk denken ging het om kennis door:
A
geloof
B
onderzoek
C
politiek
D
herhalen

Slide 10 - Quiz

Griekse vormentaal
A
De manier waarop Grieken hun beeldhouwkunst en bouwkunst maakten en hoe zij zich hierin uitdrukten.
B
De manier waarop Grieken én Romeinen hun beeldhouwkunst en bouwkunst maakten en hoe zij zich hierin uitdrukten.
C
De manier waarop Romeinen hun beeldhouwkunst en bouwkunst maakten en hoe zij zich hierin uitdrukten.
D
De manier waarop Egyptenaren hun beeldhouwkunst en bouwkunst maakten en hoe zij zich hierin uitdrukten.

Slide 11 - Quiz

Wat was een gevolg van het ontstaan van het hiërogliefenschrift? Meerdere antwoorden mogelijk
A
Opschrijven van regels en wetten
B
Opschrijven van belasting
C
Het bestond uit kleine tekeningetjes
D
De Soemeriërs vonden het spijkerschrift uit.

Slide 12 - Quiz

Wat deden missionarissen?
A
Zij waren een speciaal soort soldaten voor de christelijke kerk. Hun missie was de kerk te verdedigen.
B
Dit waren monniken en andere geestelijke die door de kerk op missie gestuurd waren om heidenen (mensen met een ander geloof) te bekeren
C
Dit was een speciaal soort ridder. Zij waren niet van adel zoals de gewone ridders maar waren huursoldaten. Wanneer een leenman niet genoeg ridders had dan kon hij deze mensen inhuren om mee te vechten.
D
Zij moesten boodschappen tussen de leenmannen en de leenheer heen en weer brengen. Het was dus hun missie om te zorgen voor communicatie in het rijk.

Slide 13 - Quiz

In het hofstelsel:
timer
0:20
A
geeft de heer bescherming aan de horige
B
moesten horigen herendiensten verrichten
C
geeft de horige een deel van de opbrengst van het land aan de heer
D
helpt de heer de horige op het land tijdens de oogsttijd

Slide 14 - Quiz

Wat is een hofstelsel?
A
Een economische systeem in de middeleeuwen: waarin boeren werkten op grond van een heer.
B
Een politiek systeem: waarin de leenmannen trouw zwoeren aan de leenheer.
C
Een economische systeem in de middeleeuwen: waarin boeren productn vervaardigden voor een markt.
D
Een politiek systeem: waarin leenmannen voedsel produceerden op hun domein voor de leenheer.

Slide 15 - Quiz

Bij welk voorbeeld is er spraken van wetenschappelijk denken?
A
Ik weet het niet, dus ik ga goed denken in mijn hoofd om het juiste antwoord te vinden.
B
Ik weet het niet, dus verzin ik een verklaring.
C
Ik weet het niet, dus ik ga het bestuderen/ observeren. Aan wat ik dan zie trek ik een conclusie.
D
Ik weet het niet, dus geef ik mijn mening maar.

Slide 16 - Quiz

Het leenstel is een:
A
Politiek-bestuurlijk systeem
B
Economisch systeem
C
Sociaal systeem
D
Cultureel systeem

Slide 17 - Quiz

In de vroege middeleeuwen deden missionarissen bekeringswerk in het gebied dat nu Nederland is. Wie waren twee van die missionarissen?
A
Alcuin en Einhard
B
Bonifatius en Willibrord
C
Pepijn en Lodewijk
D
Leo III en Hadrianus I

Slide 18 - Quiz

Wat houdt het feodale stelsel in?
A
De koning is leenman, de ridder de leenheer en beide moeten voldoen aan verplichtingen
B
De koning is leenheer, de ridder de vazal en beide zweren trouw aan God en de kerk
C
De koning is leenheer, de ridder de vazal en beide aanbidden de vrouwen
D
De koning is leenheer, de ridder de vazal en beide moeten voldoen aan verplichtingen

Slide 19 - Quiz

Wat waren gevolgen van het feodale stelsel?
A
Koning werd te machtig
B
Versnippering in het rijk
C
Iedereen steunde de koning trouw
D
Niemand wist meer wie de leenheer was

Slide 20 - Quiz

Waar werd het christendom verspreid?
A
Het oude West-Romeinse Rijk
B
ten noorden en oosten van het oude West-Romeinse Rijk
C
Noord-Afrika en Palestina
D
Klein-Azië en Griekenland

Slide 21 - Quiz

De verspreiding van het christendom is een ... verandering.
A
Economische
B
Politieke
C
Culturele
D
Sociale

Slide 22 - Quiz

Hoe werd het Christendom verspreid?
A
Door heel veel Bijbels uit te delen
B
Door rond te reizen en het verhaal van Jezus te vertellen
C
Doordat christenen gingen verhuizen over de hele wereld
D
Door vanuit Rome mensen te bekeren.

Slide 23 - Quiz

Ridders en monniken 
Jagers en boeren  
Grieken en Romeinen  
Steden en staten   

Slide 24 - Drag question

Wat was geen nadeel van het feodale stelsel:
A
Achterleenmannen waren eerder trouw aan hun eigen leenheer dan aan de koning
B
Leenmannen gaven hun leen door aan hun kinderen
C
De feodale verhoudingen leken op een contract
D
Bij zwakke vorsten grepen de leenmannen van de vorst de macht

Slide 25 - Quiz

Wat is geen kenmerk van de jagers en verzamelaars
A
Nomadisch bestaan
B
Gebruik van vuur
C
Gebruik van steen
D
Bouwen van huizen

Slide 26 - Quiz

Tijd van jagers en boeren
Tijd van Grieken en Romeinen
christenen 
farao 
hunebedden 
Olympische Spelen 
polis 
Prehistorie

Slide 27 - Drag question

In Afrika en het Midden-Oosten ….1… het klimaat. Het werd er …2… en ….3…. De herders trokken daarom met hun vee weg uit de woestijn en gingen wonen langs de oevers van de ….4….. Vanaf 4000 v.C gingen in Egypte de eerste mensen aan …5…. doen. Elk jaar overstroomde de rivier en bracht dan …6… slib mee. Op de grond waar deze slib achterbleef verbouwden de Egyptenaren hun gewassen. 
Maak de zinnen compleet
Niet gebruikte woorden
Heter
Veranderd
droger
natter
schoner
vruchtbare
Tigris
Nijl
onvruchtbare
Landbouw

Slide 28 - Drag question

Waarom is de landbouwrevolutie geen echte revolutie.
A
Omdat elders in de wereld nomaden bleven bestaan.
B
Omdat het over landbouw gaat en niet over politiek.
C
Revoluties vonden alleen plaats in de 18e eeuw.
D
De overstap naar sedentair bestaan duurde duizenden jaren.

Slide 29 - Quiz

Het icoon voor tijdvak 2 is een tempel. Voor welke culturen waren tempels kenmerkend?
A
Grieken
B
Grieken en Romeinen
C
Romeinen
D
Voor geen van beiden

Slide 30 - Quiz

Waarom wordt Karel de Grote de vader van Europa genoemd?
A
Hij liet iedereen dezelfde taal spreken en schrijven
B
Iedereen betaalde in zijn rijk met dezelfde munt
C
Hij veroverde heel Europa
D
Hij verenigde verschillende landen binnen Europa in een rijk onder zijn gezag

Slide 31 - Quiz

Wie verspreidden het christendom?
A
bisschoppen
B
ridders
C
missionarissen
D
monniken

Slide 32 - Quiz

democratie
aristocratie
monarchie
tyrannie
bestuur van de 'besten'
bestuur door alleenheerser
(die de macht gegrepen heeft)
bestuur door 'het volk' 
bestuur door een koning 

Slide 33 - Drag question