week 14 L'adjectif/herhaling bijvoeglijk naamwoord

L'adjectif
Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

L'adjectif
Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

1

Slide 4 - Video

00:18
Het bijvoeglijk naamwoord (l'article) zegt iets over
A
het werkwoord
B
het zelfstandig naamwoord
C
het onderwerp
D
hoort nergens bij

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Un film intéressant. >> mannelijk enkelvoud
Une série intéressante. >> vrouwelijk enkelvoud
Deux films intéressants. >> mannelijk meervoud
Deux séries intéressantes. >> vrouwelijk meervoud

  • In het Frans past het bijv nw zich aan naar het zelfst nw.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Het bijvoeglijk nw dat hoort bij een vrouwelijk zelfst nw krijgt een extra ...
A
e
B
s
C
es
D
niets

Slide 9 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
Léa est une fille ______________ (blond).
A
blonde
B
blond

Slide 10 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
La maison est très ______________ (grand).
A
grande
B
grand

Slide 11 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
J'ai deux cousins ______________. (français) > tip: un cousin
A
française
B
français
C
françaiss
D
françaises

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste antwoord.
J'adore les jupes ______________ (bleu)> tip: la jupe!
A
bleus
B
bleues

Slide 13 - Quiz

Maak de zin goed af:
Léa et Anna sont ___ (petit).

Slide 14 - Open question

Maak de zin goed af:
C'est un film ___ (difficile).

Slide 15 - Open question

Maak de zin goed af:
J'adore ta robe ___ (vert) >tip: la robe.

Slide 16 - Open question

Maak de zin goed af:
Ce sont deux garçons ___ (français, tip: un garçon)

Slide 17 - Open question

Des questions?

Slide 18 - Open question

Geef aan hoe goed je de bijvoeglijke naamwoorden beheerst.
0100

Slide 19 - Poll