In de tijd van steden en staten werd de samenleving opnieuw een....
A
urbane samenleving
B
agrarische samenleving
C
agrarisch-urbane samenleving
D
moderne samenleving
1 / 32
next
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
In de tijd van steden en staten werd de samenleving opnieuw een....
A
urbane samenleving
B
agrarische samenleving
C
agrarisch-urbane samenleving
D
moderne samenleving
Slide 1 - Quiz
Eén van de oorzaken van die nieuwe samenleving was...
A
urbanisatie
B
opkomende handel
C
uitbreken ziektes
D
toename macht koning
Slide 2 - Quiz
TIJDVAK 3
tijdvak 4
Feodalisme
Hofstelsel
Kerstening
centralisatie
Oosters schisma
gildes
kruistochten
Hanze
Slide 3 - Drag question
De economie in tijdvak 4 veranderde in een...
A
ruil economie
B
geldeconomie
C
autarkische economie
D
dalende economie
Slide 4 - Quiz
Doordat steden steeds zelfstandiger en vrijer werden nam de macht van de koning
A
toe
B
af
Slide 5 - Quiz
9. Sleep naar het juiste vak:
Dit is een sleepvraag.
Leenstelsel
Staatsvorming en centralisatie
Machtige adel
Ambtenaren
Huursoldaten
Afhankelijke vorst
Slide 6 - Drag question
Zet in de goede volgorde van vroeger naar later
1
2
3
4
5
Karel de Grote leent land uit aan leenman
Eerste kruistocht naar Jeruzalem
Oosters Schisma
In Mesopotamië ontwikkelt men een schrift
Germanen vallen Romeinse Rijk binnen
Slide 7 - Drag question
Ontstaan en groei van steden.
strijd over wie de hoogste macht heeft, de keizer of de paus
Gewapende tocht van christenen om land op niet-christenen te veroveren
voorrechten van een stad
Kruistocht
Stadsrecht
Investituurstrijd
Verstedelijking
Slide 8 - Drag question
De investituurstrijd was een strijd tussen...
A
de paus en de vorst
B
de paus en de bisschop
C
de vorst en het volk
Slide 9 - Quiz
Overal dezelfde regels en wetten invoeren is een kenmerk van...
A
centralisatie
B
urbanisatie
C
individualisatie
D
zelfstandigheid
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Wat zie je in de afbeelding?
A
Een gevolg van het leenstelsel
B
Een gevolg van de komst van steden
C
Een oorzaak van de komst van steden
D
Een oorzaak van het leenstelsel
Slide 12 - Quiz
Welk gevolg is een politiek gevolg van de komst van de steden
A
Er kwam weer geld in omloop
B
Steeds meer horigen verlieten het domein
C
De heer hief tol voor handelaren die naar de stad wilden
D
Burgers eisten steeds meer inspraak in het stadsbestuur
Slide 13 - Quiz
Welke oorzaak voor de kruistochten klopt niet?
A
Propaganda vanuit de paus
B
Geloof heilige oorlog
C
Vergroten macht van de paus
D
Vergroten macht van de burgers
Slide 14 - Quiz
Wanneer meerdere provincies samen één land wordt, noemen we dit ................................. .
Dit land werd vanuit één plek bestuurd, dit noemen we........................... .
Centralisatie
Staatsvorming
Slide 15 - Drag question
Welk land won de Honderdjarige Oorlog?
A
Engeland
B
Frankrijk
Slide 16 - Quiz
De honderdjarige oorlog is een oorlog tussen .....
A
Engeland en Bourgondië
B
Frankrijk en Duitsland
C
Frankrijk en Engeland
D
Leenmannen van Franse koningen
Slide 17 - Quiz
Jeanne d’ Arc speelde in de middeleeuwen een grote rol omdat zij:
A
De eerste vrouwelijke overste van een klooster was
B
Als man verkleed sucesvol meevocht in de 100-jarige oorlog maar op de brandstapel eindigde
C
Trouwde met Karel de Grote
D
Een boek schreef over haar ontdekkingsreizen
Slide 18 - Quiz
Opdracht 2:
Hieronder staan vijf kenmerkende aspecten (A-E). Sleep de kenmerkende aspecten naar de tijdvakken waar ze bij horen
A burgerschap en wetenschappelijk denken in de Griekse stadstaat
B de levenswijze van jager-verzamelaars
C de verspreiding van het christendom in Europa
D het christendom in het Romeinse rijk, van verboden tot enig toegestane godsdienst
E hofstelsel en de horigheid
Slide 19 - Drag question
De tijd van steden en staten is de periode...
A
Van 500 tot 1500
B
Van 500 tot 1000
C
Van 1000 tot 1500
D
van 1500 tot 1600
Slide 20 - Quiz
Wat was geen oorzaak van de verstedelijking in de Middeleeuwen
A
De Zwarte Dood
B
Einde aan invallen van Vikingen en Noormannen
C
Opleving van de handel
D
Verbeteringen in de landbouw
Slide 21 - Quiz
Wereldlijke macht
Geestelijke macht
Paus
Keizer
Koning
Priester
Graaf/hertog
Bisschop
Pastoor
Domeinheer
Slide 22 - Drag question
Waar ging de ruzie tussen de Paus en de Duitse keizer over?
A
Wie de meeste macht oftewel het primaat heeft
B
Over dat de paus zich niet overal mee moest bemoeien
C
Over wie de bisschoppen mocht benoemen
D
Over of de paus het recht had om iemand uit de kerk te zetten (te excommuniceren)
Slide 23 - Quiz
Wie heeft de investituurstrijd gewonnen?
A
De paus
B
De keizer
Slide 24 - Quiz
Brugge krijgt stadsrechten
Het concordaat van Worms wordt getekend
Gregorius VII schrijft het Dictatus Papae
Het Romeinse Rijk splitst zich op
Het Oosters Schisma voltrekt
Slide 25 - Drag question
Wat is geen primaire bron?
A
Het dagboek van Anne Frank
B
Een grotschildering
C
Een boekverslag over het dagboek van Anne Frank
D
Een kogel uit WOII in een boom
Slide 26 - Quiz
Gebruik de vier tijdvakken en acht kenmerkende aspecten.
Maak de juiste combinaties.
Tijd van
Jagers
en
Boeren
Tijd van Grieken en Romeinen
Tijd van Monniken en Ridders
Tijd van Steden en Staten
burgerschap en wetenschappelijk
denken in de Griekse stadstaat
de levenswijze van jager-verzamelaars
de opkomst van de stedelijke burgerij en
de toenemende zelfstandigheid van
steden
de verspreiding van de
Grieks-Romeinse cultuur en de
confrontatie met de Germaanse culturen
de verspreiding van het christendom in
Europa
het begin van staatsvorming en
centralisatie
het ontstaan en de verspreiding van de
islam
het ontstaan van de landbouw en de
landbouw-samenlevingen
Slide 27 - Drag question
De tijd van steden en staten was van...
A
750-1250
B
1250-1500
C
1000-1500
D
1500-1750
Slide 28 - Quiz
Een andere naam voor de tijd van steden en staten is....
A
De middeleeuwen
B
De late middeleeuwen
C
De oudheid
D
De vroege middeleeuwen
Slide 29 - Quiz
Wat is de juiste chronologische volgorde van vroeger naar later met betrekking op de investituurstrijd? 1. De leenmannen van Hendrik IV willen hem niet meer gehoorzamen. 2. Keizer Hendrik IV benoemt toch bisschoppen ondanks een waarschuwing 3. Gregorius VII doet keizer Hendrik IV in de ban. 4. Hendrik IV gaat naar Canossa (italie) om boete te doen en krijgt vergiffenis.
A
2, 3, 1, 4
B
3, 4, 2, 1
C
1, 2, 4, 3
D
2, 1, 3, 4
Slide 30 - Quiz
Van wie was deze uitspraak? "Alleen de paus mag bisschoppen benoemen"
A
Hendrik IV
B
Gregorius VII
Slide 31 - Quiz
Welke bewering over de Investituurstrijd is juist?
A
De investituurstrijd begon toen de Duitse koning wilde scheiden van zijn vrouw en de paus geen toestemming gaf.
B
De investituurstrijd ging over de vraag wie de Duitse bisschoppen mocht benoemen: de paus of de Duitse koning.
C
De investituurstrijd werd gewonnen door de Duitse koning, die de steun had van de machtige Duitse keurvorsten.
D
De investituurstrijd had tot gevolg dat Duitsland een eenheidsstaat werd, met een machtige koning aan het hoofd.