Grammatica Lijdend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Planning 

1. vijf min lezen
2. Nakijken opdracht 1 t/m 4
3. Uitleg 2.6 +2.7 
4. Aan de slag opdracht 5 t/m 13

Huiswerkcontrole

Opdracht 1 

5 pv: moesten   wwg: moesten melden  ond: jullie 

6 pv: heb  wwg: heb gescheurd  ond: ik 

7 pv: wacht  wwg: wacht  ond: hij 

8 pv: zal   wwg: zal gebeuren  ond: dat 

 

Opdracht 2 

1. Monica.

2 pakt (in). 3 alle cadeautjes 

4 in. Zie ook je antwoord op vraag 2.

5 Bij: Wat gebeurt er?

6 drie zinsdelen.

Opdracht 3 

1 overschrijven, afpakken, doortrekken, ophangen, opeten

2-5 Eigen werk. Bijvoorbeeld:

 De jongen | pakt | de hond | zijn bal | af. (4)

 wwg: pakt af.

 ond: de jongen

 De gasten | eten | de taart | op. (3)

 wwg: eten op.

 ond: de gasten.

Opdracht 4

Nakijken met het nakijkboekje... 

Zij zit te lachen...

• Werkwoordelijk gezegde?

Wat gebeurt er? 

Herhalen bouwplan 

Wie voert de handeling uit? Wat is de handeling? Wat (is nodig)? Hoe? Wanneer? Waar?

De tuinman hakt… om de boom

De tuinman hakt.. om de boom met zijn bijl morgen in het bos

Aantekening 

Werkwoord met te hoort bij het werkwoordelijk gezegde. pv+te+hele werkwoord = wwg

Degene die/datgene dat de handeling ondergaat (lijdt) is het lijdend voorwerp

Aan de slag

Fluisterend overleg 

Grammatica blok 2 

Maak opdracht 5 t/m 13 

Blz. 75 t/m 78

Ben je klaar? 

Super, je hebt geen huiswerk :) 

Verder werken of lezen 

Huiswerk maandag 2 december

Grammatica blok 2: Opdracht 5 t/m 13

blz. 75 t/m 78

Reader zinsontleding 

Lezen theorie en maken opdrachten blz. 1 t/m 7