HAVO nakijken zinsdelen bvb en bez vnw en pers vnw
Ga rustig zitten. Telefoon in de tas, pak je boek en begin met lezen. Geen leesboek mee? Dan krijg je een vervangende opdracht en zet ik dit in somtoday.
Welkom klas 2
Grammatica
timer
10:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3
This lesson contains 18 slides, with text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Ga rustig zitten. Telefoon in de tas, pak je boek en begin met lezen. Geen leesboek mee? Dan krijg je een vervangende opdracht en zet ik dit in somtoday.
Welkom klas 2
Grammatica
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Vandaag
Nakijken opdracht 7 en 8 (vanaf blz 21)
Maken opdracht 12 en 13 (blz 23 en 24)
Oefenen online
Slide 2 - Slide
De weektaak
Vragen?
Slide 3 - Slide
Mededelingen
5 leesverslagen ( v g of o)
1e is opdracht nav gelezen boek, gepland in nov
Volgende week proeftoets Dan plan ik de toets in (1e of 2e week na herfstvakantie)
Slide 4 - Slide
Wat leer je deze les?
Hoe je zinsdeelstrepen zet.
Hoe je de bvb kunt benoemen.
Wat het verschil tussen een persoonlijk vnw en een bezittelijk voornaamwoord is.
Slide 5 - Slide
Nakijken opdracht 9 (blz 75)
1 Nee.
2 In zin a wil je het cadeau weten. Daarvoor gebruik je het vraagwoord wat.
In zin b betekent het woord wat iets.
3 Nee.
4 In zin a wijs je als het ware iets aan met het woord dat.
In zin b verwijst het woord dat naar het woord ervoor.
5 a Eigen werk.b wat zin 1a = vr. vnw
wat zin 1b = onb. vnw
dat zin 3a = aanw. vnw
dat zin 3b = betr. vnw
Opdracht 7
1 van gespecialiseerde wetenschappers van een Zwitsers onderzoekscentrum bij groep
gespecialiseerde bij wetenschappers
van een Zwitsers onderzoekscentrum bij wetenschappers
Zwitsers bij onderzoekscentrum
emmentaler bij kazen
minder bij gaten
2 knappe bij koppen
rijpe bij kazen
oude bij CT-scanner
uit een ziekenhuis bij CT-scanner
Slide 6 - Slide
Nakijken opdracht 9 (blz 75)
1 Nee.
2 In zin a wil je het cadeau weten. Daarvoor gebruik je het vraagwoord wat.
In zin b betekent het woord wat iets.
3 Nee.
4 In zin a wijs je als het ware iets aan met het woord dat.
In zin b verwijst het woord dat naar het woord ervoor.
5 a Eigen werk.b wat zin 1a = vr. vnw
wat zin 1b = onb. vnw
dat zin 3a = aanw. vnw
dat zin 3b = betr. vnw
Opdracht 7
3 aanwezige bij hooideeltjes
in de melk bij hooideeltjes
grote bij rol
van nieuwe gaten in de kazen bij ontstaan
nieuwe bij gaten
in de kazen bij gaten
4 van moderne apparaten bij gebruik
moderne bij apparaten
op het Zwitserse platteland bij boeren
Zwitserse bij platteland.
weinig bij hooideeltjes
Slide 7 - Slide
Nakijken opdracht 9 (blz 75)
1 Nee.
2 In zin a wil je het cadeau weten. Daarvoor gebruik je het vraagwoord wat.
In zin b betekent het woord wat iets.
3 Nee.
4 In zin a wijs je als het ware iets aan met het woord dat.
In zin b verwijst het woord dat naar het woord ervoor.
5 a Eigen werk.b wat zin 1a = vr. vnw
wat zin 1b = onb. vnw
dat zin 3a = aanw. vnw
dat zin 3b = betr. vnw
Opdracht 8
1 a In Duitsland | hebben | archeologen | in een klein stadje | drie verkoolde kaiserbroodjes uit de achttiende eeuw | gevonden.
b In een klein stadje in Duitsland | hebben | archeologen | drie verkoolde kaiserbroodjes uit de achttiende eeuw | gevonden.
2 In Duitsland uit zin a = bwb
3 in Duitsland uit zin b = bvb bij stadje
4 a –
b Uit de achttiende eeuw = bwb
c uit de achttiende eeuw = bvb bij kaiserbroodjes
5 a Nee.
b Het is niet duidelijk wat met uit de achttiende eeuw wordt bedoeld. Je weet niet wat er uit de achttiende eeuw is. Uit de achttiende eeuw hoort bij een ander zinsdeel. Als je het hier als los zinsdeel gebruikt, is het niet duidelijk wat het betekent in de zin.
c-d Eigen werk.
Slide 8 - Slide
Nakijken opdracht 9 (blz 75)
1 Nee.
2 In zin a wil je het cadeau weten. Daarvoor gebruik je het vraagwoord wat.
In zin b betekent het woord wat iets.
3 Nee.
4 In zin a wijs je als het ware iets aan met het woord dat.
In zin b verwijst het woord dat naar het woord ervoor.
5 a Eigen werk.b wat zin 1a = vr. vnw
wat zin 1b = onb. vnw
dat zin 3a = aanw. vnw
dat zin 3b = betr. vnw
Opdracht 8
5 a Nee.
b Het is niet duidelijk wat met uit de achttiende eeuw wordt bedoeld. Je weet niet wat er uit de achttiende eeuw is. Uit de achttiende eeuw hoort bij een ander zinsdeel. Als je het hier als los zinsdeel gebruikt, is het niet duidelijk wat het betekent in de zin.
c-d Eigen werk.
Slide 9 - Slide
Gramm. zinsdelen: begin met wwg en wie/wat +
pv
onderwerp
wg
lv
mw vw
bwb
bvb in zinsdeel
Gram. woordsoorten: je geeft elk los woord "een naam"
lidwoord
zelfst. nw
bijv. nw
pers. vnw
bezittelijk vnw
hww, zww en kww
Slide 10 - Slide
Degouden medaille en de bokaal die Max Verstappen gewonnen heeft, geeft hij zijn zusje.
De (lw) gouden (bijv. nw) medaille en (voegwoord) de bokaal die Max (zn) Verstappen gewonnen heeft (hulpww), geeft (zelfst. ww) hij (pers. vnw) zijn (bez. vnw) zusje.
Slide 13 - Slide
PERS. VNW- HULPWW - ZELFST. WW -
VOEGWOORD
Heeft (hulpww) Pieter (zn) zijn (bezitt.vnw) fiets (zn) verkocht (zelfst. ww) aan (vz) hem (pers. vnw), maar niet aan haar?