6. Versnelling en vertraging deel 1 SCHN

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Klas 2 H/V

6. Versnelling en 

     vertraging deel 1

 

Eenparige (constante) beweging

Eenheden

Eenparige vertraagde beweging

Eenparige versnelde beweging

Versnelling

Formule versnelling

Versnelling - Oefenvraag

Een auto heeft eerst een snelheid van 15 m/s. Hierna heeft de auto een snelheid van 23 m/s. Deze versnelling vindt plaats in 13 seconden.

Bereken de versnelling.

Versnelling - Oefenvraag

Een auto heeft eerst een snelheid van 15 m/s. Hierna heeft de auto een snelheid van 23 m/s. Deze versnelling vindt plaats in 13 seconden.

Bereken de versnelling.

formule:

a=​Δt​​Δv​​

gegevens:

v(begin) = 15 m/s

v(eind) = 23 m/s

t = 13 s

berekening:

∆v = 23 - 15 = 8 m/s

                                             

a=​Δt​​Δv​​=​13​​8​​=0,62

m/s2

resultaat:

a = 0,62 m/s2

Versnelling - Oefenvraag

Een fiets heeft een versnelling van 0,1 m/s2. Eerst rijdt de fietser met 7 km/h. 

Wat is zijn snelheid 5 seconden later?

Versnelling - Oefenvraag

Een fiets heeft een versnelling van 0,1 m/s2. Eerst rijdt de fietser met 7,2 km/h.

Wat is zijn snelheid (in km/h) 5 seconden later?

formule:

Δv=a⋅Δt

gegevens:

a = 0,1 m/s2

v(begin) = 7,2 km/h = 2 m/s

∆t = 12 s

berekening:

v(eind) = 2 + 1,2 = 3,2 m/s

v(eind) = 3,2 m/s = 11,52 km/h

resultaat:

v(eind) = 11,52 km/h

v(eind)=v(begin)+Δv

Δv=a⋅Δt=0,1⋅12=

1,2 m/s

Pak je rekenmachine 

en een blaadje + pen

1. ΔV = 240 m/s
2. ΔV = 1,6 m/s
3. ΔV = 8 m/s
4. ΔV = -8 m/s

1. ΔV = 15 m/s
2. ΔV = 1,67 m/s
3. ΔV = 0,6 m/s
4. ΔV = 8 m/s

1. a = 32 m/s2
2. a = 2 m/s2
3. a = -2 m/s2
4. a = 3 m/s2

1. Δt = 50 s
2. Δt = 2 s
3. Δt = 2,5 s
4. Δt = 200 s

1. Ve = 3 m/s
2. Ve = 27 m/s
3. Ve = 10 m/s
4. Ve = 4 m/s

1. ΔV = 24 m/s
2. ΔV = 10 m/s
3. ΔV = 1,5 m/s
4. ΔV = 2 m/s

1. ΔV = 10 m/s
2. ΔV = 40 m/s
3. ΔV = -10 m/s
4. ΔV = -40 m/s

1. Vb = 74 m/s
2. Vb = 300 m/s
3. Vb = 26 m/s
4. Vb = 24 m/s

1. a = -150 m/s2
2. a = -6 m/s2
3. a = 150 m/s2
4. a = 6 m/s2

1. ΔV = 24 m/s
2. ΔV = 16 m/s
3. ΔV = -16 m/s
4. ΔV = 5 m/s

1. a = 32 m/s2
2. a = 24 m/s2
3. a = 16 m/s2
4. a = 8 m/s2

1. ΔV = 30 m/s
2. ΔV = -30 m/s
3. ΔV = 0 m/s
4. ΔV = 300 m/s

1. a = -20 m/s2
2. a = 20 m/s2
3. a = -5 m/s2
4. a = 5 m/s2

1. a = -150 m/s2
2. a = -6 m/s2
3. a = 150 m/s2
4. a = 6 m/s2

Voordat je begint- NAKIJKEN!

Kijk je antwoorden van de vorige LessonUps na.

Dit gaat om les 2 en 4 de antwoorden zijn nu verschenen op dia's achter de opgaven

Opdracht 1

Beantwoord hier opdracht 1, schrijf in je schrift en maak een foto

Uitwerking opdracht 1

Opdracht 2

Beantwoord hier opdracht 2, schrijf in je schrift en maak een foto

Uitwerking opdracht 2