H2, par 1 Steden in Nederland

Par 1 Steden in Nederland
1 / 45
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Par 1 Steden in Nederland

Slide 1 - Slide

Lezen
Basis: blz 24, stukjes dorpen en steden, het ontstaan van steden.
Kader: blz 24, stukjes dorpen en steden, het ontstaan van steden.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je weet de kenmerken van een dorp.
- Je weet de kenmerkten van een stad.
- Je kunt uitleggen wat voorzieningen zijn en waarom bepaalde voorzieningen ergens wel en of niet zijn.
- Je weet hoe steden in Nederland zijn ontstaan.
- Je herkent de kenmerken van een oude en een jonge stad.
- Je weet wat een agglomeratie is.
- Je kunt uitleggen waarom je een bedrijventerrein aan de rand van de stad vindt.

Slide 3 - Slide

Mindmap
Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf. 

Slide 4 - Slide

Dorp
Nederzetting = plaats waar mensen bij elkaar wonen.
Dorp = kleine nederzetting. Paar duizend inwoners.
Niet veel voorzieningen.
School, supermarkt, sportclub.

Slide 5 - Slide

Stad
Stad = grote nederzetting. 
Veel inwoners, hoge gebouwen, dicht op elkaar, veel voorzieningen: bedrijven of instellingen die zorgen voor de dingen die je nodig hebt (winkels, school, bioscoop).

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Ontstaan van steden
Steden zijn in Nederland op een aantal manieren en periodes ontstaan. 
In de Middeleeuwen, tijdens de Industriële Revolutie en na de Tweede Wereldoorlog

Slide 8 - Slide

Middeleeuwen
Veel Nederlandse steden zijn ontstaan in de Middeleeuwen.
500 – 1500.
Op plekken waar handel werd gedreven, aan een rivier of een knooppunt van wegen. 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Industriële Revolutie
Een aantal Nederlandse steden zijn ontstaan tijden de Industriële Revolutie.
Vanaf 1860 komt er in Nederland veel industrie.
Mensen trekken dan van het platteland naar plaatsen waar fabrieken zich vestigen.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Na WOII
Na WOII moet Nederland weer opgebouwd worden. Vanaf de jaren 60 gaan de lonen omhoog en trekken mensen de stad uit.
Suburbanisatie.
Veel Amsterdammer verhuizen naar Flevopolder: Almere en Lelystad.

Slide 13 - Slide

Quiz
Eens kijken wie er goed heeft opgelet..

Slide 14 - Slide

Wie heeft er meer voorzieningen?
A
Stad
B
Dorp

Slide 15 - Quiz

Welk begrip hoort er bij de omschrijving: het minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft.
A
Reikwijdte
B
Industriële Revolutie
C
Drempelwaarde
D
Suburbanisatie

Slide 16 - Quiz

Waar tref je eerder een voorziening zoals een ziekenhuis aan?
A
Dorp
B
Stad

Slide 17 - Quiz

Mensen trekken van platteland naar de stad, welk begrip hoort daarbij?
A
Urbanisatie
B
Suburbanisatie
C
Tweede Wereldoorlog
D
Middeleeuwen

Slide 18 - Quiz

In Flevoland vind je veel steden uit de Middeleeuwen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

En nu?
Check of alle leerdoelen op je mindmap staan.
Maak de vragen van paragraaf 1. ( de helft )

Slide 20 - Slide

Par 1 Steden in Nederland d2

Slide 21 - Slide

Lezen
Basis: blz 25, stukje opbouw van steden.
Kader: blz 25, stukje opbouw van steden.

Slide 22 - Slide

Leerdoelen
- Je weet de kenmerken van een dorp.
- Je weet de kenmerkten van een stad.
- Je kunt uitleggen wat voorzieningen zijn en waarom bepaalde voorzieningen ergens wel en of niet zijn.
- Je weet hoe en wanneer steden in Nederland zijn ontstaan.
- Je herkent de kenmerken van een oude en een jonge stad.
- Je weet wat een agglomeratie is.
- Je kunt uitleggen waarom je een bedrijventerrein aan de rand van de stad vindt.

Slide 23 - Slide

Quiz
Maar eerst gaan we kijken wat jullie nog weten van de vorige lessen.. 

Slide 24 - Slide

Wie heeft er meer voorzieningen?
A
Stad
B
Dorp

Slide 25 - Quiz

Welk begrip hoort er bij de omschrijving: het minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft.
A
Reikwijdte
B
Industriële Revolutie
C
Drempelwaarde
D
Suburbanisatie

Slide 26 - Quiz

Wanneer zijn er in Nederland geen steden ontstaan?
A
Tijdens de middeleeuwen
B
Tijdens de Tweede Wereldoorlog
C
Na de Tweede Wereldoorlog
D
Tijdens de Industriële Revolutie

Slide 27 - Quiz

Mensen trekken van platteland naar de stad, welk begrip hoort daarbij?
A
Urbanisatie
B
Suburbanisatie
C
Tweede Wereldoorlog
D
Middeleeuwen

Slide 28 - Quiz

Mindmap
Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf. 

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Opbouw van steden
Binnenstad: oudste deel van de stad. Oude gebouwen, smalle straten.
Stadscentrum: veel winkels, kantoren en restaurants.
CBD: Central Business District.

 

Slide 31 - Slide

Opbouw van steden
Woonwijken, arbeidershuizen van de 19de eeuw.
   



Slide 32 - Slide

Opbouw van steden
Woonwijken, hoogbouw na de oorlog.
   

Slide 33 - Slide

Opbouw van steden
Woonwijken, nieuwe wijken uit de jaren '70.
   

Slide 34 - Slide

Opbouw van steden

Bedrijventerreinen: rand van de stad. Kantoren, fabrieken, winkels.


Slide 35 - Slide

Agglomeratie
Als een grote plaats vastgroeit aan een andere plaats, noem je dat een agglomeratie. 

Slide 36 - Slide

Jonge stad
Geen oude gebouwen.
Geen historisch stadscentrum.
Recht stratenpatroon en brede wegen. 

Slide 37 - Slide

Oude stad
Historisch centrum, oude gebouwen.
Kronkelig stratenpatroon en minder brede wegen. 

Slide 38 - Slide

Quiz
Eens kijken wie er goed heeft opgelet..

Slide 39 - Slide

Wat is de betekenis van CBD?
A
Central Boeren District
B
Central Business District
C
Central Bedrijfs District
D
Corona Bier Dieven

Slide 40 - Quiz

Sleep de woorden, naar de juiste foto
Hoogbouw
Laagbouw
Veel voorzieningen
Kleine nederzetting
Grote nederzetting

Slide 41 - Drag question

Welk onderdeel van een stad zien we op de foto?
A
Bedrijventerrein
B
Historisch centrum
C
Woonwijk
D
CBD

Slide 42 - Quiz

Wat zien we op de foto?
A
Jonge stad
B
Oude stad

Slide 43 - Quiz

Wat is de beste plek om een bedrijf te beginnen?
A
In de binnenstad
B
In een woonwijk
C
Midden in een weiland
D
Aan de rand van de stad, dichtbij een snelweg

Slide 44 - Quiz

En nu?
Check of alle leerdoelen op je mindmap staan.
Maak de vragen van paragraaf 1.

Slide 45 - Slide