Je maakt een aantal opdrachten uit de toets nogmaals voor jezelf. Dit keer maak je gebruik van je aantekeningen + het boek zodat je het voor jezelf tegelijkertijd kunt checken. Je hebt in totaal 20min de tijd.
Schrijf je antwoorden in je schrift op, maakt het nakijken aan het eind makkelijker!
De aandacht gaat uit naar grammatica, omdat daar schoonheidsfoutjes in zijn gemaakt.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 25 min
Items in this lesson
LET OP: LEES DE INSTRUCTIE DIT KEER GOED
Je maakt een aantal opdrachten uit de toets nogmaals voor jezelf. Dit keer maak je gebruik van je aantekeningen + het boek zodat je het voor jezelf tegelijkertijd kunt checken. Je hebt in totaal 20min de tijd.
Schrijf je antwoorden in je schrift op, maakt het nakijken aan het eind makkelijker!
De aandacht gaat uit naar grammatica, omdat daar schoonheidsfoutjes in zijn gemaakt.
Slide 1 - Slide
Il/Elle + Faire de + lidwoord.
In de volgende vier dia's staan een viertal plaatjes. Bij elk plaatje geef je aan aan wat zij doen. Een kruis betekent dat ze er juist niet aan doen. Je moet een zin schrijven per foto. Denk aan het juist gebruiken van il / elle.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Open question
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Open question
(toneel)
Slide 6 - Open question
Qu’est-ce qu’il y a dans ton collège ? Schrijf drie zinnen met dingen die er op jouw school zijn en drie zinnen met dingen die er niet zijn. Gebruik il y a en il n’y a pas de. (Noteer je antwoorden in de volgende dia)
Slide 7 - Slide
Qu’est-ce qu’il y a dans ton collège ?
Slide 8 - Open question
Les adjectifs possessifs. Het bezittelijk voornaamwoord. Vul in de volgende dia's de juiste vorm in van het bezittelijk voornaamwoord.
Slide 9 - Slide
J’aime bien _________ (mijn/my) collège.
Slide 10 - Open question
Emma habite avec _________(zijn/haar) copain.
Slide 11 - Open question
Tu es content de _______(jouw) note de géographie ?
Slide 12 - Open question
Ils ont des cahiers, ce sont _________(hun) cahiers.
Slide 13 - Open question
Nous aimons ________(onze) professeur(e) de français.
Slide 14 - Open question
4. C’est ________(jullie//uw) casier.
Slide 15 - Open question
Question 6: avoir, être, faire en werkwoorden op -er
Remplissez la bonne forme du verbe. Vul in de volgende dia's de juiste vorm van het werkwoord tussenhaakjes in.
Slide 16 - Slide
Je (faire) mes devoirs.
Slide 17 - Open question
Tu (avoir) des cours.
Slide 18 - Open question
Maman (danser) chaque jour.
Slide 19 - Open question
Tosca et Pierre (être) malades.
Slide 20 - Open question
Tu (manger) une tartine.
Slide 21 - Open question
Vous (faire) du sport.
Slide 22 - Open question
Nous (avoir) les notes de mathématiques.
Slide 23 - Open question
Eric (parler) trois langues, le hébreu,le russe et l’anglais.