Nabij refractie // 3ABC // les 2 // blz 9 tm 20

1 / 34
next
Slide 1: Slide
OptiekMBOStudiejaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vorige les
Les 1 // 4 januari:
- wat is accommodatie
- het accommodatie-apparaat
- accommodatie stimulus
- nuttige accommodatie
- oorzaken presbyopie
- accommodatiecurve volgens Duane
- soorten presbyopie
- bereken accommodatievermogen

Slide 2 - Slide

Vandaag
Les 2 // 11 januari:
- hypermetropisatie & myopisatie
- additie
- ongelijke additie
- accommodatiediepte (scherpte-diepte)
- het bepalen van de AA en/of leesadditie
- de additie bepalen
- accommodatiestoornissen
- asthenope klachten

Slide 3 - Slide

Volgende week
Les 3 // 18 januari:
- Stereoscopisch zien
- Foriebepaling voor nabij
- AC en AC/A relatie
- Donderslijn

Slide 4 - Slide

Wat weet je nog?
open Lessenup.app

Slide 5 - Slide

Uit welke onderdelen bestaat het accommodatie-apparaat?
A
Ciliair lichaam, accommodatiespier, ophangvezels en de ooglens.
B
Ciliair lichaam, vaatvlies, ophangvezels, hoornvlies.
C
Accommodatiespier, zonulavezels, netvlies en de ooglens.
D
Ciliair lichaam, vaatvlies, zonula vezels en de ooglens.

Slide 6 - Quiz

Hoe bereken je de nuttige accommodatie?
A
na = 1/2 x AA
B
na = 2/3 x AA
C
na = 1/2 x accommodatie
D
na = 2/3 x accommodatie

Slide 7 - Quiz

De omschrijving "bij deze vorm van presbyopie wordt gebruik gemaakt van de reserve" hoort bij:
A
incipiëns presbyopie
B
manifeste presbyopie
C
latente presbypie
D
premature presbyopie

Slide 8 - Quiz

Leerdoelen:

Aan het eind van deze les: 
- kan je het begrip hypermetropisatie uitleggen.
- kan je het begrip myopisatie uitleggen.
- kan je meerdere factoren opnoemen waarvan de hoogte van de additie afhankelijk is.
- kan je oorzaken van een ongelijke additie benoemen.
- kan je het scherpte-diepte gebied berekenen.
- kan je op 6 manieren de additie en/of AA bepalen.
- weet je hoe je de juiste additie voorschrijft.
- kan je verschillende accommodatiestoornissen benoemen.
- kan je uitleggen wat asthenope klachten zijn.

Slide 9 - Slide

Hypermetropisatie
Rond ons 45ste levensjaar zien we dat de sterkte van het oog gaat veranderen.

Dit komt door tonusvermindering van de ciliairspier.
Het gevolg hiervan is dat de ooglens platter wordt getrokken.
Hierdoor maakt het oog minder plus sterkte aan.

Het oog wordt dus meer hypermetroop.

De sterkte moet gecompenseerd worden met een plus-bril voor in de verte.

Slide 10 - Slide

Myopisatie
Rond het 60ste levensjaar ontstaan de eerste verschijnselen van staarvorming.

De ooglens neemt vocht op en zwelt hierdoor iets op.
De ooglens wordt hierdoor boller.
Het gevolg is dat het oog meer plus wordt en dus meer min-correctie voor in de verte nodig heeft.

Het oog wordt dus meer myoop.

Slide 11 - Slide

Additie
De hoogte van de additie is afhankelijk van meerdere factoren. 

Welke weet jij te benoemen?

Slide 12 - Slide

van welke factoren is de hoogte van de additie afhankelijk?

Slide 13 - Mind map

Additie
De hoogte van de additie is afhankelijk van meerdere factoren. 

  • de leeftijd
  • lichaamsbouw (kort/lang)
  • werkzaamheden
  • visus


Slide 14 - Slide

Ongelijke additie
Normaal gesproken is de additie in beide ogen gelijk; een oog kan niet afzonderlijk van het andere oog accommodatie leveren.

Toch kan het voorkomen dat een ongelijke additie nodig is.
Hiervoor is altijd een onderliggende oorzaak.

Slide 15 - Slide

Ongelijke additie
  1. Unilaterale pseudofakie: de eigen ooglens is niet meer aanwezig en is vervangen door een kunstlens. De nieuwe kunstlens kan niet accommoderen. Wanneer maar één van de ogen een kunstlens heeft kan het noodzakelijk zijn om twee verschillende addities voor te schrijven.
  2. Unilaterale parese of paralyse: een parese is een gedeeltelijke verlamming en een paralyse een gehele verlamming van de accommodatiespier. In dit geval zal er ook voor beide ogen een aparte additie worden voorgeschreven.
  3. Unilaterale (diepe) amblyopie: lui oog. Wanneer de visus van het amblyope oog zeer laag is, doet deze waarschijnlijk niet meer mee tijdens nabijwerk. In dit geval kan het raadzaam zijn om voor het luie oog geen additie voor te schrijven. 

Slide 16 - Slide

Wie heeft er opgelet? 
open Lessenup.app

Slide 17 - Slide

Wat wordt bedoelt met hypermetropisatie?
A
De lengte van het oog is te klein, dit zien we vooral bij jonge kinderen.
B
Door staarvorming wordt de ooglens boller en wordt hierdoor meer plus.
C
Naarmate we ouder worden neemt de spierspanning van de accommodatiespier af.
D
Dit is een ander woord voor accommodatie loslaten.

Slide 18 - Quiz

Welke factor is niet belangrijk bij het bepalen van de additie?
A
leeftijd
B
werkomstandigheden
C
lichaamsbouw
D
leessnelheid

Slide 19 - Quiz

gelijk additie
ongelijke additie
lui oog
parese
unilaterale pseudofaak

cataract
miosis
strabismus

Slide 20 - Drag question

Scherpte-diepte
Wanneer je op een object fixeert, dan wordt dit voorwerp scherp waargenomen.

Ook de objecten iets dichterbij en verder weg worden scherp waargenomen.

Het gebied van gelijke visus noemen we het scherpte-diepte gebied.
Dit gebied wordt gecreëerd door de structuur van het netvlies (de kegeltjes).

Het verstrooiingsfiguur op het netvlies mag een diameter hebben van 0,005 mm zonder dat het visusvermindering optreedt.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Scherpte-diepte
De toegestane verstrooiingsfiguur is 0,005 mm (berekening bladzijde 11).

In de praktijk kunnen we meer verwachten, zodat we met een groter scherpte-diepte gebied mogen rekenen.

Bij de te accommoderen afstand mag je een 0,25 dpt optellen en afstrekken.

De scherpte diepte (s.d.) = 0,25 dpt.

Slide 23 - Slide

Scherpte-diepte
Voorbeeld I:

De accommodatie = 3 dpt.

Het scherpte-diepte gebied is dan:
3,00 - 0,25 = 2.75 dpt
3,00 + 0,25 = 3,25 dpt

1 / 2,75 = 36,36 cm
1 / 3,25 = 30,77 cm

Slide 24 - Slide

Scherpte-diepte
Voorbeeld II:

Bifocale bril met add. van 2,25 dpt.
Klant heeft een AA van 1,75 dpt.

teken de scherpte-diepte gebieden.

In de verte: vertepunt = oneindig (want emmetroop d.m.v. bril)
                   nabijpunt = AA (max acc) + s.d. = 1,75 + 0,25 = 2 dpt // 1/2 = 0,50 m = 50 cm
Leesdeel:   vertepunt = additie - s.d. = 2,25 - 0,25 = 2 dpt // 1/2 = 0,50 m = 50 cm
                   nabijpunt = AA + add + s.d. = 1,75 + 2,25 + 0,25 = 4,25 dpt = 23,53 cm

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Het bepalen van de AA en/of leesadditie
Een goede leestest voor nabij moet een vaste afstand, visusgetallen en solitaire optotypen hebben.

Voor het bepalen van de juiste leesadditie zijn meerdere testen beschikbaar:
  1. Push-up test (AA)
  2. Push-out test (AA)
  3. Min toevoegen in de verte (AA)
  4. Rood-groen voor nabij (additie)
  5. Plusopbouw (additie)
  6. KC methode nabij (additie)

Slide 27 - Slide

Het bepalen van de AA en/of leesadditie

Plusopbouw
Dit is de meest gangbare test en wordt het vaakst toegepast in de praktijk.

  1. Plaats de verte sterkte in de pasbril.
  2. Plaats de geschatte additie in de pasbril (leeftijd, werkafstand etc.) of de huidige additie.
  3. Laat de klant het leeswerk op de gewenste afstand houden (dus niet waar hij scherp kan zien, maar waar hij het scherp zou willen zien).
  4. In stapjes van S +0,25 (eventueel S -0,25) binoculair kijken of kleinere letters leesbaar worden.
  5. Scherpte-diepte gebied bepalen door het leeswerk dichterbij en verder weg te houden: de ideale leesafstand moet hier precies tussen in zitten.
  6. Dichterbij wordt beter? Te veel plus = S -0,25 toevoegen. Verder weg wordt beter? Te weinig plus = S + 0,25 toevoegen.
  7. Gebruikte leesafstand in het midden? Controleren met S +0,25 / S -0,25.

Slide 28 - Slide

De additie bepalen
Bij een aantal testen meet je alleen de AA op.
Zoals eerder besproken gaan we niet uit van de volledige AA maar van de nuttige accommodatie (na).

VB: 
Klant leest op 40 cm --> de benodigde accommodatie (BA) = 1 / 0,40 = 2,50 dpt.
De AA is 3,00 dpt --> na = 2/3 x AA = 2/3 x 3 = 2,00 dpt.

Additie = BA - NA = 2,50 - 2,00 = 0,50 dpt.

Is de uitkomst 0 of minder dan 0, dan is er geen additie nodig.
na=2/3AA

Slide 29 - Slide

Accommodatiestoornissen
Voornaamste klachten bij accommodatiestoornissen:
  • wazig zien voor nabij
  • moeite hebben met het loslaten van de accommodatie
  • lezen lukt pas na langer instellen
  • vermoeidheidsklachten i.c.m. nabijzien, aan het eind van de dag
  • moeilijker lezen tijdens schemer
  • asthenope klachten na nabijwerk
  • leesklachten
  • het moeten aanpassen van de situatie (leesafstand, verlichting, bril afzetten)

Slide 30 - Slide

Accommodatiestoornissen
  • Accommodatie-insufficiëntie
  • Accommodatiespasme

Lees bladzijde 19 en 20 van het theorieboek.
 

Slide 31 - Slide

Asthenope klachten
De term 'asthenope klachten' is een verzamelnaam voor een aantal verschillende klachten.
Vaak gaan meerdere klachten met elkaar gepaard.

Voorbeelden:
  • duizeligheidsklachten
  • oogpijn
  • trekkend gevoel aan het oog
  • hoofdpijn
  • wazig zicht
  • lichtgevoelig
  • vermoeide en branderige ogen

Slide 32 - Slide

Huiswerk
Maken opdracht 12 tot en met 33 van het werkboek.

Gemaakt en je wilt ze nakijken?
Stuur ze naar mij en je krijgt de antwoorden om ze zelf na te kijken.
Vragen? Stuur mij een berichtje.

Slide 33 - Slide

Leerdoelen:

Aan het eind van deze les: 
- kan je het begrip hypermetropisatie uitleggen.
- kan je het begrip myopisatie uitleggen.
- kan je meerdere factoren opnoemen waarvan de hoogte van de additie afhankelijk is.
- kan je oorzaken van een ongelijke additie benoemen.
- kan je het scherpte-diepte gebied berekenen.
- kan je op 6 manieren de additie en/of AA bepalen.
- weet je hoe je de juiste additie voorschrijft.
- kan je verschillende accommodatiestoornissen benoemen.
- kan je uitleggen wat asthenope klachten zijn.

Slide 34 - Slide