H2 Licht par 1-3

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Infrarood (IR)
  • Alles zendt IR straling uit.
  • Hoe hoger de T, meer IR
  • IR voel je als warmte
  • Infrarood betekend letterlijk ‘voor het rood’ 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Toepassingen ultraviolet
lampen in zonnebanken/blacklights
oplichten van stoffen: fluoresceren van bankbiljetten

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

fluoresceren = de stof licht op

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Schaduw
-Schaduw tekenen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

LICHT schaduw

Als we het hebben over licht, dan hebben we tegelijk te maken met schaduw.


We kennen verschillende soorten schaduw:


Slagschaduw:

De schaduw die een voorwerp of persoon 'werpt' (maakt) op

een ondergrond of achtergrond. Dit kan een ander voorwerp,

persoon of de grond zijn.


Gebroken schaduw:

De slagschaduw is gebroken. Een gedeelte van de slagschaduw

loopt bijvoorbeeld op de grond, terwijl een ander gedeelte van de

schaduw doorloopt op de muur.






Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Schaduw
Voorwerp die door één lamp verlicht wordt geeft een duidelijk schaduwbeeld.
Als een voorwerp door twee lampen verlicht wordt ontstaan er twee schaduwbeelden:
  • Kernschaduw: plaats waar schaduwbeelden over elkaar heen vallen, het donkerst, het licht van de twee lampjes kan hier niet komen.
  • Halfschaduw: lichtere schaduw, licht van ene lampje komt er wel maar van andere niet.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Je kunt de schaduw van een voorwerp tekenen.
Schaduwbeelden maken

Slide 17 - Slide

DEMO:

– Bevestig midden in het lokaal een halogeenlampje aan het plafond. Laat vanaf het lampje draden naar elke bank toelopen.
– Laat de leerlingen, terwijl het halogeenlampje niet brandt, met behulp van de draad voorspellen hoe het schaduwbeeld van een voorwerp (tas, boek, broodtrom-mel) eruit zal zien.
– Verduister het lokaal en doe het halogeenlampje aan. Laat de leerlingen controleren of hun voorspelling klopt.
Zonsverduistering

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Zonsverduistering
Maansverduistering

Slide 19 - Slide

This item has no instructions


Dit is een 
A
Directe lichtbron
B
Indirecte lichtbron

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

In de afbeelding zie je een voorbeeld van......
A
Direct licht
B
Indirect licht

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

wat betekent uv straling?
A
uber veinen straling
B
uleons vijgel straling
C
utok vola straling
D
ultra violet straling

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

UV licht is?
A
Zichtbaar licht
B
Rood licht
C
Warmte straling
D
Onzichtbare straling

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

UV straling komt voor in?
A
Broedkasten
B
Nachtkijker
C
Zonnebank
D
Gloeilamp

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Waarop reageert een IR detector?
A
geluid
B
magnetisme
C
zwaartekracht
D
warmte

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

IR-straling kun je...
A
niet zien
B
niet voelen

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

In welk apparaat wordt ir-straling toegepast?
A
afstandsbediening
B
zonnebank
C
natriumlamp
D
röntgen

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

IR-straling gebruik je bij een...
A
tv
B
nachtkijker
C
rontgenfoto's
D
magnetron

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Uit welke lens komt een convergerende lichtbundel?
A
a
B
b
C
c
D
a & b

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Bij een convergerende lichtbundel gaan de lichtstralen uit elkaar.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Je zier hier een ...... lens die een ...... lichtbundel heeft
A
positieve convergerende
B
positieve divergerende
C
Negatieve convergerende
D
Negatieve divergerende

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions


A
rechtlijnig
B
divergerend
C
convergerend
D
rechtlijnig

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Stel of het een positieve of een negatieve lens.
A
Positief en convergerend
B
Negatief en divergerend
C
Positief en divergerend
D
Negatief en convergerend

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Blauw licht schijnt op de Nederlandse vlag. Hoe zien wij de kleuren?
A
zwart, wit, blauw
B
rood, wit blauw
C
rood, blauw, blauw
D
zwart, blauw, blauw

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Als rood de enige kleur is die wordt weerkaatst zien wij dat voorwerp
A
alles behalve rood
B
wit
C
rood
D
zwart

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Zonlicht is wit, maar bestaat uit verschillende kleuren. Welke kleuren zijn dat?
A
zwart en wit samen
B
bruin, grijs en zwart
C
rood, oranje, geel groen blauw en violet
D
wit met een gouden randje

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Zonlicht schijnt op een grasveld.
Welke kleur heeft het licht dat naar het oog wordt weerkaatst?



A
rood
B
geel
C
blauw
D
groen

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions