Lezen H4

Allereerst: 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Allereerst: 

Slide 1 - Slide

Afspraken online
  •  Zet je camera aan en zorg dat je goed in beeld bent
  • Houd je microfoon gedempt, tenzij de docent anders aangeeft
  • Als je zelf iets wilt toevoegen, steek je hand op! 
  • Je doet goed mee en vervult alle opdrachten
  • Er worden geen opnames gemaakt

Slide 2 - Slide

Argumenteren

Slide 3 - Mind map

Welke argumentatiestructuren hebben we geleerd? 
  1.  Enkelvoudige argumentatie

Slide 4 - Slide

Welke argumentatiestructuren hebben we geleerd?
2. Meervoudige argumentatie 

Slide 5 - Slide

Welke argumentatiestructuren hebben we geleerd?
3. Enkelvoudige onderschikkende argumentatie 

Slide 6 - Slide

Welke argumentatiestructuren hebben we geleerd?
4. Meervoudige onderschikkende argumentatie 

Slide 7 - Slide

Accounts van influencers die fake news verspreiden moeten tijdelijk gedeactiveerd worden
A
Eens
B
Oneens

Slide 8 - Quiz

De leeftijd om te mogen werken moet naar 16 jaar
A
Eens
B
Oneens

Slide 9 - Quiz

Docenten moeten volgverzoeken van leerlingen op social media altijd weigeren
A
Eens
B
Oneens

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Tegenargumenten en weerleggingen
In een betogende tekst wil de schrijver de lezer overtuigen van zijn standpunt. 
De schrijver voert argumenten voor zijn standpunt, maar kan ook mogelijke tegenargumenten ontkrachten. 
Als de tegenargumenten niet kloppen, kan hij deze weerleggen. 

Slide 12 - Slide

Tegenargumenten en weerleggingen
Met een tegenargument ontkracht je het standpunt van de schrijver
Met een weerlegging ontkracht je het argument



Slide 13 - Slide

Signaalwoorden
Een tegenargument herken je aan dezelfde signaalwoorden als een argument: immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want. 
Een tegenargument en een weerlegging worden vaak voorafgegaan aan door signaalwoorden met een tegenstellend verband: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, ofschoon, ondanks dat, (aan de ene kant ... ) aan de andere kant.

Slide 14 - Slide

Voorbeeld 
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt,, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 15 - Slide

Wat is het standpunt? 
In 'Het hagelt zoete korrels' toont Martijn Katan zich tevreden over de appelstroop waarmee kinderen hun brood kunnen besmeren tijdens het nationaal schoolontbijt. Volgens hem is appelstroop een gezond beleg omdat er van nature ijzer in zit. Ook de melk die erbij geschonken wordt, vindt hij een gezond product vanwege de eiwitten en het calcium. Maar appelstroop - en al helemaal gecombineerd met melk - is helemaal niet zo gezond. 

Slide 16 - Slide

Wat is het standpunt in het vorige tekstje?

Slide 17 - Open question

Noteer van de onderstaande stukjes: het standpunt, het  argument en het tegenargument
Mondkapjes zijn goed tegen de verspreiding van het coronavirus, want mondkapjes houden speeksel tegen bij het praten en ademen. Toch zijn sinds het verplichten van mondkapjes het aantal coronagevallen gestegen. 

Slide 18 - Slide

Wat was het standpunt, het argument en het tegenargument?

Slide 19 - Open question

HUISWERK
Woensdag 6-1-2021: 
Lezen H4, opdracht 1 en 2 

Slide 20 - Slide

Welke begrippen zijn
blijven hangen deze les?

Slide 21 - Mind map

Wat vind je van LessonUp?

Slide 22 - Open question

Nog niet genoeg uitleg gehad?
Kijk op:
https://www.bruuttaal.nl/leerling/lezen/argumentatiestructuren
https://www.cambiumned.nl/theorie/argumenteren/argumentatiestructuren/
https://www.youtube.com/watch?v=Oa83clH1_aY


Slide 23 - Slide