Lesson 3

3K
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3K

Slide 1 - Slide

Today
- Recap last lesson

- Practise words

- Grammar recap last year

Slide 2 - Slide

Practise words

- Go to Learnbeat
- Woordjes
- Klik op Engels
- Oefen de woordjes van Unit 1

Slide 3 - Slide

Goals
-Ik weet hoe ik de past simple moet maken

- Ik weet wanneer ik which of who moet gebruiken


Slide 4 - Slide

Choose the correct Past Simple form:
I .... them a nice story
A
telled
B
did telled
C
did told
D
told

Slide 5 - Quiz

People ... did not apply for the field trip will not be able to come.
A
who
B
which

Slide 6 - Quiz

Goal
Je weet hoe de volgorde van een zin er in het Engels uit ziet
Je kunt zinsdelen in de juiste volgorde zetten

Slide 7 - Slide

Woordvolgorde + bijwoorden van frequentie

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Keith used to watch television in his room at bedtime.
Wie    -         doet        -          wat        -     waar       -      wanneer.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 11 - Drag question

Wie
doet
wat
waar
wanneer
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 12 - Drag question

Je kunt zinsdelen in de juiste volgorde zetten
😒🙁😐🙂😃

Slide 13 - Poll

Goal
Je weet wanneer je a en wanneer je an moet gebruiken.

Slide 14 - Slide

Een (A/An)
A gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker:
- A woman
- A shoe
AN gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker
- An apple
- An egg
Maar ook als een klinker klinkt als een medeklinker:
- ''u'' klinkt als ''you'' -> A university
- ''o'' klinkt als ''w'' -> A one-room apartment 
Maar ook als een medeklinker,klinkt als een klinker:
-  een stomme ''h'' -> an hour
- een afkorting -> an NBC reporter

Slide 15 - Slide

a / an girl
A
a
B
an

Slide 16 - Quiz

a/an

... school
A
a
B
an

Slide 17 - Quiz

a / an

hour
A
a
B
an

Slide 18 - Quiz

Je weet wanneer je a en wanneer je an moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Goal
Je weet wanneer je much en wanneer je many moet gebruiken.

Slide 20 - Slide

Many
Countable nouns
We gebruiken many wanneer we iets kunnen tellen.

- There are many tables in this classroom
- There are many students in this classroom
- There aren't many teachers in this classroom

Slide 21 - Slide

Much
Uncountable nouns
We gebruiken much wanneer iets niet telbaar is.

- I don't have much time
- There isn't much water left in my bottle
- We have too much homework

Slide 22 - Slide

There's so ...... grass outside!
A
many
B
much

Slide 23 - Quiz

I've eaten so ..... chocolate eggs during easter!
A
Many
B
Much

Slide 24 - Quiz

Je weet wanneer je much en wanneer je many moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Exercises
- Go to your Study planner in Learnbeat

- Do the exercises I have selected for you

Slide 26 - Slide