Hfdst 4

1 / 41
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

de ontleding van water
  • molecuulformule water: H2O(l)
  • de 2 is hier de index van H
  • die geeft: in 1 molecuul water zitten  2 atomen waterstof 
  • de stof waterstof=H2(g)
  • de stof zuurstof= O2(g)
  • de stof O bestaat niet
  • dus moet je minstens 2 moleculen water ontleden

Slide 2 - Slide

Energie
Energie bestaat in veel verschillende vormen. 
  • licht
  • geluid
  • warmte
  • elektriciteit
  • beweging

Slide 3 - Slide

Energie
Energie kun je omzetten van de ene vorm in de andere. Dat noem je een energie omzetting.
Daarbij gaat nooit energie verloren. 
Dit noem je : WET VAN BEHOUD VAN ENERGIE

Slide 4 - Slide

Reacties en energie
Bij elke reactie is energie betrokken:
  1. Endotherme reactie: er is energie nodig om reactie op gang te krijgen en te houden. Bijv. alle ontledingsreacties.
  2. Exotherme reactie: als de reactie eenmaal op gang is gaat hij door tot één van de beginstoffen op is. Hier komt energie bij vrij.In de vorm van:  licht, warmte, geluid. Bijv. alle verbrandingsreacties.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

reactiesnelheid vergroten=zorgen voor meer effectieve botsingen
  1. hogere temp: zorgt voor grotere snelheid deeltjes dus meer effectieve botsingen
  2. sterkere concentratie (meer g/l) zorgt voor meer botsingen
  3. grotere verdelingsgraad (meer contact  mogelijk)
  4. katalysator toevoegen (reactanten beter in contact met elkaar), let op de katalysator wordt niet verbruikt en staat dus niet in het reactieschema.



Slide 8 - Slide

Wet van behoud van massa
massa gaat nooit verloren
(het kan hooguit zijn dat je de massa niet meer kunt meten omdat een gasvormige stof ontsnapt)

Slide 9 - Slide

Wet van behoud van massa
  • stel een kloppende reactievergelijking op
  • stoffen reageren altijd met elkaar in een zelfde verhouding
  • stel dus een verhoudingstabel op
  • als er na de reactie  1 van beide stoffen overblijft was die stof in overmaat

Slide 10 - Slide

oefenopgave:
a. Geef de kloppende reactie vergelijking voor de volledige verbranding van koolstof.
b. Als bekend is dat 3 g koolstof reageert met 8 g zuurstof, hoeveel g zuurstof heb je dan nodig om 6,4 g koolstof te verbranden?
c. wat gebeurt er met deze reactie als er minder zuurstof aanwezig is dan je bij b berekend hebt?
d. wat gebeurt er als er meer zuurstof aanwezig is dan je bij b hebt berekend?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

vervolg oefenopgave
  • te weinig zuurstof betekent dat de brandstof koolstof in dit geval niet volledig kan verbranden. Er blijft dus ook nog koolstof over, dus eigenlijk overmaat koolstof)
  • te veel zuurstof betekent dat alle koolstof verbrand en je nog zuurstof over houdt = Overmaat zuurstof

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

oefenen voor de toets
  • pak je mobiel en voor de code  2517  in
  • de resultaten van de quiz worden geprint dus je maakt het voor jezelf en in stilte
  • de winnaar krijgt iets lekkers
  • daarna kans vragen te stellen en/of filmpje endo/exotherm

Slide 15 - Slide

welke factoren beïnvloeden de reactiesnelheid
A
de concentratie van de reactant
B
aanwezigheid van katalysator
C
verlaging van de temperatuur
D
de verdelingsgraad

Slide 16 - Quiz

Je hebt gisteren van de sleutel een soort "foto" gemaakt
Welk type reactie was dit?
A
Thermolyse
B
Verbranding
C
Elektrolyse
D
Fotolyse

Slide 17 - Quiz

Wat is een ontledingsreactie?
A
Een reactie met zuurstof
B
Reactie met één beginstof en meerdere reactieproducten
C
Een reactie waarbij een explosie ontstaat
D
Reactie met meerdere beginstoffen en één reactieproduct

Slide 18 - Quiz

Welke van de volgende reacties is een ontledingsreactie?
A
Water --> Waterstof + Zuurstof
B
koolstof + zuurstof --> koolstofdioxide
C
Koper+ Zuurstof --> Koperoxide
D
Zwaveldioxide + water --> Zwavelzuur

Slide 19 - Quiz

Wat verandert er bij reacties?
A
Kleur
B
Vlammen
C
Fase (vast, vloeistof of gas)
D
Stofeigenschappen

Slide 20 - Quiz

Wat is het verschil tussen een endotherme en exotherme reactie?
A
Bij endotherme reacties gaat er warmte in en bij exotherme warmte uit
B
Bij endotherme reacties gaat er warmte uit en bij exotherme warmte in
C
Bij endotherme reacties gaat er energie in en bij exotherme energie uit
D
Bij endotherme reacties gaat er energie uit en bij exotherme energie in

Slide 21 - Quiz

Is de faseovergang van gas naar vloeistof een exotherm of endotherm proces?
A
exotherm
B
endotherm

Slide 22 - Quiz

Als het energieverschil tussen beginstof(fen) en reactant(en)positief is, dan is de reactie....

A
exotherm
B
endotherm

Slide 23 - Quiz

Welke soort chemische reactie is het ontleden van suiker?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 24 - Quiz

Welke soort chemische reactie is het verbranden van suiker?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 25 - Quiz

Welke soort chemische reactie is het ontleden van water?
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 26 - Quiz

Welke soort chemische reactie is het verbranden van hout
A
Endotherm
B
Exotherm

Slide 27 - Quiz

Wat kun je zeggen over het smelten van boter?
A
het is een exotherm proces
B
het is een endotherm proces
C
het is een exotherme reactie
D
de reactie-energie verandert niet

Slide 28 - Quiz

Op t = 0 wordt stof A met stof B gemengd. Er treedt een chemische reactie op.

Tijdens en na het mengen wordt de temperatuur gemeten.

De reactie van A met B is ...
A
endotherm
B
exotherm

Slide 29 - Quiz

Op t = 0 wordt citroenzuur met soda gemengd.
Er treedt een chemische reactie op.

Tijdens en na het mengen wordt de temperatuur gemeten.

De reactie van is ...
A
endotherm
B
exotherm

Slide 30 - Quiz

Van welk type is de reactie
A + B -> C
A
vormingsreactie
B
ontledingsreactie
C
verbranding

Slide 31 - Quiz

Als je de deeltjes van een stof fijner maakt wordt de reactiesnelheid...?
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk

Slide 32 - Quiz

Als je de concentratie verhoogt wordt de reactiesnelheid...?
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk

Slide 33 - Quiz

Als je de temperatuur verlaagt wordt de reactiesnelheid...?
A
groter
B
kleiner
C
blijft gelijk

Slide 34 - Quiz

Welk van de volgende stoffen kun je gebruiken om water aan te tonen?
A
Kalkwater
B
Blauw kopersulfaat
C
Wit kopersulfaat
D
Gloeiende houtspaander

Slide 35 - Quiz

2 C6H14 + 13 O2--> 12 CO + 14 H2O
Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vormingsreactie
D
Onvolledige verbranding

Slide 36 - Quiz

2 H2O --> 2 H2 + O2
Wat voor soort reactie is dit?
A
Verbranding
B
Ontleding
C
Vormingsreactie

Slide 37 - Quiz

Maud leidt lucht door kalkwater tot het troebel wordt.
Welke stof uit de lucht heeft het kalkwater troebel gemaakt?
A
zuurstof
B
stikstof
C
waterdamp
D
koolstofdioxide

Slide 38 - Quiz

Vul de juiste coefficient in:
2 Ca + 1 O2 --> ... CaO
A
1
B
2
C
4
D
0

Slide 39 - Quiz

Wat verandert er bij reacties?
A
Kleur
B
Vlammen
C
Fase (vast, vloeistof of gas)
D
Stofeigenschappen

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Video