Leesstrategieën

Leesstrategieën
Zo snel mogelijk informatie uit 
de tekst halen zonder de hele 
tekst te hoeven lezen!

Scheelt vet veel tijd!!!
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Leesstrategieën
Zo snel mogelijk informatie uit 
de tekst halen zonder de hele 
tekst te hoeven lezen!

Scheelt vet veel tijd!!!

Slide 1 - Slide

Welke leesstrategieën ken je?
In totaal 7...

Slide 2 - Open question

Zonder te lezen
Voorspellen
Zonder de tekst te lezen bepalen waar het over gaat
Kijk naar plaatjes, titel, inleidende zin, opmaak, soort tekst (artikel, brief, poster)
Skimmen
Opvallende letters gebruiken om onderwerp te bepalen
Titel en tussenkopjes lezen. 1e zinnen en laatste zinnen onderstrepen.
voorkennis gebruiken
Eerste indruk van de tekst
Wat weet je al van het onderwerp?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Vluchtig lezen
Structuur ontdekken
Je gaat op zoek naar verbanden in de tekst.
Je probeert erachter te komen wat de functie is van de tekst
Ga op zoek naar signaalwoorden 

Ga op zoek naar de functie van een alinea
Scannen
Ga snel met je ogen de tekst 'scannen'. en zoek direct de belangrijke informatie. Lees alleen korte stukjes. 
Zie je moeilijke of belangrijke woorden staan?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Zorgvuldig lezen
Gedetailleerd lezen
Met veel aandacht lezen om het antwoord in de tekst te vinden
Zoeken naar de juiste alinea
Precies lezen
Woord betekenissen
De betekenis van moeilijke woorden vinden om de tekst beter te begrijpen
Zoek naar synoniemen
Gebruik eventueel woordenboek
Afleiden uit de tekst

Slide 7 - Slide

Een samenvatting van de belangrijkste punten uit de tekst kan voorkomen in de inleiding en het slot.
A
Waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

De hoofdgedachte (de belangrijkste zin van de tekst) staat meestal in de inleiding.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

In de titel staat ALTIJD het onderwerp van de tekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Signaalwoorden ten eerste, ten tweede, bovendien, ook horen bij het tekstverband ....
A
tegenstelling
B
voorwaarde
C
opsomming
D
voorbeeld

Slide 11 - Quiz

Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van reden
Signaalwoorden van voorbeeld
maar
ook
ten eerste
toch
echter
en
bovendien
zoals
bijvoorbeeld
want
omdat
daarom

Slide 12 - Drag question

Wiskunde is beter uitgelegd waardoor ik de herkansing nu wel goed heb gemaakt.
A
Deze zin bevat een middel-doel
B
Deze zin bevat een oorzaak-gevolg
C
Deze zin bevat een voorwaarde
D
Deze zin bevat een voorbeeld

Slide 13 - Quiz

Mijn intakegesprek ging beter dan de vorige keer.
A
Deze zin bevat een voorwaarde
B
Deze zin bevat een voorbeeld
C
Deze zin bevat een vergelijking
D
Deze zin bevat een conclusie

Slide 14 - Quiz

Mijn docent denkt dat ik harder moet werken, omdat ik slechte punten haal.
A
Omdat is het signaalwoord voor een reden/uitleg.
B
Omdat is het signaalwoord voor een argument.

Slide 15 - Quiz

Het tekstdoel informeren past bij een reclametekst.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Een artikel is vaak subjectief (gebaseerd op meningen).
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Een recept heeft als tekstdoel instrueren.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Wanneer mensen toegang hebben tot het internet, vertrouwen ze minder sterk op hun eigen parate kennis, zo blijkt uit onderzoek.
A
In deze zin staat een argument op basis van een feit.
B
In deze zin staat een argument op basis van een eigen ervaring.

Slide 19 - Quiz

Als je wilt weten of een tekst bruikbaar is voor jou, lees je de tekst
A
zoekend
B
intensief
C
verkennend
D
globaal

Slide 20 - Quiz

Als je wilt weten op welke plek in de tekst bepaalde informatie staat, lees je de tekst
A
zoekend
B
intensief
C
verkennend
D
globaal

Slide 21 - Quiz

Als je wilt weten wat de tekstverbanden zijn tussen alinea's, lees je de tekst
A
zoekend
B
intensief
C
verkennend
D
globaal

Slide 22 - Quiz

Aan de slag
Kader: hoofdstuk 3, opdracht 1, 2 en 4
Hoofdstuk 4, opdracht 1

Slide 23 - Slide