Toets VMBO T2 | Hoofdstuk 1


Kijk goed naar de bron.
Leg uit waarom Amsterdam en Antwerpen door 
hun ligging belangrijke handelssteden konden worden.
Gebruik de bron
1 / 21
next
Slide 1: Open question
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson


Kijk goed naar de bron.
Leg uit waarom Amsterdam en Antwerpen door 
hun ligging belangrijke handelssteden konden worden.
Gebruik de bron

Slide 1 - Open question

Deze toets bestaat uit 18 vragen. Je komt meerkeuzevragen, open vragen en sleepvragen tegen. Lees bij de vragen goed wat je moet doen.

Weet je het antwoord even niet? Dan kun je zelf door naar de volgende vraag en later terugkomen.

Probeer bij de open vragen jouw antwoord zo volledig mogelijk uit te leggen. Geen uitleg = geen punten.

Klaar? Druk dan op het kruisje en op inleveren.


Heel veel succes!
Toets VMBO-T 2 Hoofdstuk 1

Slide 2 - Slide


Gebruik de bron. Dit is het meer de Beemster. 

A. Wat gebeurde in de 17e eeuw met dit meer? 
B. Leg duidelijk uit waarom dit nodig was.
Gebruik de bron

Slide 3 - Open question


Omdat Amsterdam enorm groeide, vonden de Amsterdammers 
dat het tijd werd voor een nieuw stadhuis. Het moet een prachtig gebouw worden met veel rijkversierde kamers. Tussen 1648 en 1655 werd het gebouwd.

Leg uit waarom de Amsterdammers dit stadhuis beter bij hun wereldstad vinden horen

Gebruik de bron

Slide 4 - Open question

Nederland was vóór 1600 al een echt handelsland. Nederlanders handelden in de zestiende eeuw met landen in Noord-, Oost én Zuid-Europa. Waar kwamen de producten vandaan?
Nederland
Noord- en Oost-Europa
Zuid-Europa
kaas
wijn
hout
melk
leer
graan
olijfolie

Slide 5 - Drag question

Bekijk goed de route die specerijen vóór 1498 aflegden van Azië naar Europa. Zet de volgende stappen in de goede volgorde.
Gebruik de bron
Italiaanse handelaren brachten de specerijen naar Venetië, Genua en Florence.
Arabische handelaren brachten de specerijen naar Egypte en Turkije.
In India werden peper en kaneel aan de ladingspecerijen toegevoegd.
Boeren op Java en de Molukken verkochten de specerijen aan Chinese handelaren.
Chinese en daarna Indiaase handelaren brachten de specerijen via Malakka naar India.

Slide 6 - Drag question


Waar of niet waar?

Omdat alle kleine compagnieën de goedkoopste wilden zijn, daalden de prijzen van specerijen. Daarvan werd niemand rijk.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz


Waar of niet waar?

De VOC kreeg het recht om oorlogen te voeren in Oost-Indie. 
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz


De Gouden Eeuw was in de 
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw

Slide 9 - Quiz


Waarom werden Amsterdam en Antwerpen stapelmarkten? 
Kies het juiste antwoord.
Gebruik de bron
A
De Spanjaarden stonden niet toe dat andere steden als stapelmarkt gebruikt werden.
B
Vanuit deze steden konden producten via de rivieren naar Spanje vervoerd worden.
C
Amsterdam en Antwerpen hadden mooie grachtenpanden. Daar was ruimte genoeg om producten op te slaan.
D
De reis tussen Noord- en Zuid-Europa duurde lang. Amsterdam en Antwerpen lagen ongeveer halverwege, en waren dus goede plaatsen om te wachten tot de winter voorbij was.

Slide 10 - Quiz


Amsterdam werd een rijke stad. 
Welke gevolg had dat? Kies het juiste antwoord..
A
Er kwamen veel buitenlanders naar Amsterdam.
B
Amsterdam werd de grootste stapelmarkt van Europa.
C
De Spanjaarden vielen Amsterdam aan.
D
Er werd een prachtige kerk gebouwd: de Dom

Slide 11 - Quiz

Gebruik de acht uitspraken.
Welke uitspraken zijn juist? Sleep ze naar het groene vak.
Goede antwoorden
De gewesten werkten samen in de Staten-Generaal.
De Republiek bestond uit negen zelfstandige gewesten.
De Republiek werd bestuurd door een absoluut vorst.
Door meren droog te maken kon er meer voedsel geproduceerd worden.
In de 17e eeuw bloeiden de Nederlandse handel, nijverheid en landbouw.
In de 17e eeuw waren de meeste Europese landen een republiek.
In de Republiek was het katholicisme de staatsgodsdienst.
In Nederland waren burgers rijker en machtiger dan in andere landen.

Slide 12 - Drag question

Gebruik bron 1 en de vijf uitspraken.
Sleep de juiste twee uitspraken naar het groene vak.

Uit de bron kun je opmaken:

 










Gebruik de bron
Goede antwoorden
dat absolute heersers volgens Bossuet meestal verstandig regeren.
dat Bossuet vond dat vorsten verstandig met hun macht moeten omgaan.
dat er veel kritiek was op de manier waarop vorsten met hun macht omgingen.
dat machtsmisbruik volgens Bossuet tegen Gods wil ingaat.
dat vorsten volgens Bossuet met hun macht mochten doen wat ze wilden.

Slide 13 - Drag question


In 1689 werd stadhouder Willem III koning van Engeland.
Vergelijk zijn macht in Engeland met de macht van Lodewijk XIV in Frankrijk.

Noem een overeenkomst en een verschil. 
Begin de zin met: een overeenkomst/verschil tussen de macht van Willem III en Lodewijk XIV is..........

Slide 14 - Open question


Gebruik de vier omschrijvingen van de begrippen. Noteer de letters met telkens het juiste begrip.
 
a. deel van Amsterdam langs de grachten uit de 17e eeuw
b. economisch systeem van wereldwijde handelscontacten
c. hoogste dienaar van een staat, lid van een regering
d. plaats waar goederen in pakhuizen worden opgeslagen om vandaar te worden verhandeld

Slide 15 - Open question


Geef twee voorbeelden van de manier waarop Nederlandse kolonies werden ingezet in de driehoekshandel. 

Slide 16 - Open question

Gebruik de zes zinnen.
Welke zinnen gaan over de VOC? Sleep die naar het vak met het logo van de VOC. 
Welke zinnen gaan over de WIC? Sleep die naar het vak met het logo van de WIC. 

 Deze compagnie deed mee met de oorlog tegen Spanje.
Deze compagnie had een handelsmonopolie in Amerika en Afrika.
Deze compagnie had het monopolie op Nederlandse handel in Azië.
Deze compagnie stichtte handelsposten en kleine kolonies in Azië.
Deze compagnie stichtte kolonies in Amerika en handelsposten in Afrika.
Deze compagnie verzorgde handel tussen Azië en Europa en binnen Azië.

Slide 17 - Drag question


Leg uit of de volgende uitspraak juist of onjuist is, volgens jou.

Een uitspraak: De globalisering, de groeiende verbondenheid op de wereld, ontstond in de 17e eeuw.

Slide 18 - Open question


Kijk goed naar de afbeelding. 

A. Hoe heet deze vorm van handel?
B. Benoem bij elke letter op de kaart welke goederen er werden vervoerd en naar welk continent.
Gebruik de bron

Slide 19 - Open question

Welke zin past niet bij het bestuur van de Republiek?
Welke zin past niet bij het bestuur van de Republiek?
A
Regenten kwamen uit rijke families
B
De koning had alle macht
C
De stadhouder maakte belangrijke beslissingen
D
De rijke burgers waren machtig

Slide 20 - Quiz


Welke zin is onjuist?
A
De Gouden eeuw is in de 17e eeuw
B
De Republiek bestond uit 9 gewesten
C
De Staten-Generaal is het hoogste bestuur van de Republiek
D
De raadspensionaris was erg belangrijk

Slide 21 - Quiz