6.4 Verhuizen naar Nederland

6.4 Verhuizen naar Nederland
1 / 22
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

6.4 Verhuizen naar Nederland

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  1. Ik kan de landen noemen die onafhankelijk werden (en welke niet) van Nederland en in welk jaar.
  2. Ik kan uitleggen waarom en uit welke landen de gastarbeiders kwamen in de jaren zestig.
  3. Ik kan uitleggen waarom mensen vluchten en wanneer ze dan in Nederland mogen blijven
  4. Ik kan uitleggen wat de multiculturele samenleving is en welke gevolgen dit had voor Nederland.

Slide 2 - Slide

Voorkennis
Zet de juiste woorden op de lege plekken. Zet de woorden die je niet gebruikt in de prullenbak. 
Toen Indonesië een Nederlandse kolonie was, heette het    Nederlands-Indië.
In het jaar   1949    werd het onafhankelijk.  Twee andere Nederlandse koloniën waren    Suriname     en de    Nederlandse Antillen. 
Nederlands-Indië
1949
Suriname
Nederlandse Antillen
1945
Verenigde Staten
Japan
Indonesië

Slide 3 - Drag question

Allochtoon
A
Hij- of zijzelf is in het buitenland is geboren.
B
Hij- of zijzelf heeft een andere huidskleur.
C
Hij- of zijzelf of ten minste één van de ouders in het buitenland is geboren.
D
Hij- of zijzelf heeft geen Nederlands paspoort.

Slide 4 - Quiz

Lees: 'Indonesië, Suriname en de Antillen'
Wat waren vroeger koloniën van Nederland?
A
Suriname en Indonesië
B
De Nederlandse Antillen en België
C
Indonesië en Spanje
D
Italië en Suriname

Slide 5 - Quiz

"In het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden werd in 1954 vastgelegd dat Suriname en de Nederlandse Antillen zelfstandige landen werden binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Het statuut veranderde een aantal keer. In 2010 werden Aruba, Curaçao en (...1...) zelfstandige landen binnen het Koninkrijk. De overige Antillen werden Nederlandse (...2...). "

Welke twee woorden horen bij de cijfers 1 en 2 te staan?
A
1 = Sint Maarten, 2 = gemeenten
B
1 = Sint Eustatius, 2 = provincies
C
1 = Saba, 2= provincies
D
1 = Saba, 2 = gemeenten.

Slide 6 - Quiz

Lees de bron en de vier conclusies.

Welke conclusie kun je trekken over de integratie van Indische Nederlanders?
A
Indische Nederlanders assimileerden probleemloos.
B
Indische Nederlanders leefden met de Nederlandse en Indische cultuur.
C
Indische Nederlanders werden ook wel repatrianten genoemd.
D
Nederland was erg tolerant tegenover Indische Nederlanders.

Slide 7 - Quiz

Indonesiërs, Surinamers en Antillianen die naar Nederland kwamen, ontdekten dat hier heel veel anders is dan in het land waar ze vandaan kwamen. Bedenk drie dingen waaraan ze moesten wennen.

Slide 8 - Open question

Lees: 'Gastarbeiders'
Mensen die naar Nederland komen om te werken noemen we ...

A
Grensarbeiders
B
Gastarbeiders
C
kolonisten
D
Arbeiders

Slide 9 - Quiz

In welk decennium kwamen veel gastarbeiders naar Nederland?
A
Jaren 1950
B
Jaren 1960
C
Jaren 1970
D
Jaren 2000

Slide 10 - Quiz

Gastarbeiders zouden na een paar jaar naar hun land teruggaan: ze waren hier tijdelijk en op uitnodiging van de Nederlandse regering. Aan welk deel van het woord 'gastarbeider' kun je dit zien? Leg je antwoord uit.

Slide 11 - Open question

Bekijk bron 13 in het boek. Waren de gastarbeiders welkom in ons land
A
ja, ze mochten hun gezin meenemen
B
Nee, ze moesten snel weer weg
C
ja, ze worden begroet ben bloemen
D
Nee, de vrouw loopt in kledendracht

Slide 12 - Quiz

Hoe dachten veel Nederlanders in de jaren zestig en zeventig over de gastarbeiders.
A
Ze hadden een hekel aan ze, want ze pikten de baantjes in van de Nederlanders.
B
Ze waren blij dat de gastarbeiders het zware werk deden.

Slide 13 - Quiz

Lees: 'Vluchtelingen en Oost-Europeanen'
Hoe worden de mensen die hun land verlaten door oorlog of andere omstandigheden genoemd?


A
Migranten
B
Vluchtelingen
C
Verhuizers
D
Gastarbeiders

Slide 14 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van binnenkomst in Nederland?
A
Gastarbeiders, vluchtelingen, Indonesiers, Surinamers
B
Vluchtelingen, gastarbeiders, seizoensmigranten, Surinamers
C
Indonesiers, gastarbeiders, Surinamers, vluchtelingen
D
Gastarbeiders, Surinamers, vluchtelingen, seizoensmigranten.

Slide 15 - Quiz

Migratie in de tweede helft vd 20e eeuw: 
Jaren '50
Jaren '60
Jaren '70
Surinamers emigreren 
naar Nederland
Migratie vanuit Indonesië na onafhankelijkheid
Nederlanders emigreren naar Canada en Australië
De eerste gastarbeiders uit Zuid-Europa komen naar Nederland

Slide 16 - Drag question

Migrantengroepen van de laatste zestig jaar
Voormalige koloniën
Arbeids-
migranten
Vluchtelingen
Surinamers
Marokkanen
Polen
Syriërs
Italianen
Molukkers
Irakezen
Afghanen

Slide 17 - Drag question

Lees: 'Geen multiculturele samenleving' en bekijk bron 15. Zet de kenmerken op de juiste plek. Horen ze wel of niet bij een multiculturele samenleving. 
Hoort wel bij een multiculturele samenleving
Hoort niet bij een multiculturele samenleving
Verschillende culturen nemen gewoontes van elkaar over. 
Culturen groeien meer uit elkaar, aan beide kanten radicaliseren mensen.
Er is weinig tot geen kritiek op migranten en hun cultuur
Mensen mogen een dubbele nationaliteit hebben, dus twee paspoorten. 
Hoofddoekjes zijn iet toegestaan op scholen. 
Er mogen geen moskeeën worden gebouwd. 

Slide 18 - Drag question


Integratie betekent dat nieuwkomers:
A
zich helemaal aanpassen aan de Nederlandse cultuur.
B
zich gedeeltelijk aanpassen aan de Nederlandse cultuur.
C
zich helemaal niet aanpassen aan de Nederlandse cultuur.
D
geen Nederlands hoeven te leren.

Slide 19 - Quiz

Wat is segregatie?
A
Een uitwisseling tussen subculturen
B
Een ander woord voor pluriforme samenleving
C
Een sterke scheiding tussen bevolkingsgroepen
D
Het geloven in je eigen geloof

Slide 20 - Quiz

De aanslagen op 11 september 2001 zorgden voor veranderingen. Zet de gevolgen in de juiste volgorde. 
Sommige moslims radicaliseren in hun denkbeelden. 
Mensen gaan stemmen op partijen die sterk tegen de Islam zijn. 
Steeds meer mensen twijfelen aan het bestaan van een multiculturele samenleving. 
Meer politieke partijen geven aan dat niet alle migranten in Nederland zijn geïntegreerd. 
In veel landen worden mensen bang voor de radicale Islam

Slide 21 - Drag question

Deze opdracht gaat over een cartoon uit een Nederlands tijdschrift.

De immigratie naar Nederland heeft een eeuwenlange geschiedenis.
Met welke periode daarin kun je deze cartoon in verband brengen?
A
de periode 1930-1950
B
de periode 1950-1970
C
de periode 1970-1990
D
de periode 1990-2010

Slide 22 - Quiz