H3 afsluitende les

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Economie

Afsluitende les hoofdstuk 3

Wat zijn de drie geldfuncties?

1. ruilmiddel, verkoopmiddel en spaarmiddel
2. verkoopmiddel, uitgeefmiddel en spaarmiddel
3. ruilmiddel, rekenmiddel en spaarmiddel
4. spaarmiddel, bewaarmiddel en betalingsmiddel

Noem een voorbeeld
van giraal geld

Jan leent voor zijn vakantie 2.700 euro. Hij betaalt hierover 7,44% rente per jaar. Hoeveel rente betaalt hij na 1 jaar?

1. 160,33
2. 199,78
3. 201,47
4. 200,88

Karel zegt: ik spaar voor de rente. Dit is aan het einde van het jaar genoeg om van te leven. Klopt dit?

1. Ja, aangezien je veel rente krijgt op spaargeld
2. Nee, de spaarrentes zijn echt te laag om van te leven.
3. Ja, als hij echt veel spaargeld heeft moet dat lukken.

Wat is een variabele rente?

1. Een rente die niet verandert.
2. Een rente die veranderen kan.
3. Dat is een rente die steeds hoger wordt.
4. Dat is een rente die steeds lager wordt.

Wat wordt bedoeld met het woord ''buffer''?

1. De bank houdt je geld voor langere tijd vast tegen hogere rente.
2. Je spaart omdat je leuke dingen wil doen.
3. Je houdt geld apart voor onvoorziene uitgaven.
4. Je spaart voor de studie van een kind.

De prijzen voor een Playstation 4 zijn enorm gedaald. Er is sprake van inflatie.

1. Ja dat klopt, want de prijzen dalen.
2. Nee, dat klopt niet want de prijs daalt.
3. Nee, dat is alleen als de prijzen gelijk blijven.
4. Dat is niet te zeggen.

Bij het verstrekken van een lening kijkt de bank naar je salaris.
Waarom doet een bank dit?

1. De bank is gewoon heel nieuwsgierig.
2. De bank wil jouw salaris vergelijken met anderen.
3. De bank wil weten of je een hogere lening kan nemen.
4. De bank wil weten of je de lening kan terugbetalen.

Wat hebben we
geleerd vandaag?