2HV Ch6 Bron D

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:
  • ik zit op mijn plek
  • mijn jas is uit en in mijn kluisje
  • mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • mijn mobiel is in mijn tas of zak
  • mijn boek en pen zijn op mijn tafel
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:
  • ik zit op mijn plek
  • mijn jas is uit en in mijn kluisje
  • mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • mijn mobiel is in mijn tas of zak
  • mijn boek en pen zijn op mijn tafel

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Wat? exercices bron D -  17, (17c), 18 + 19 --> p. 62 + 63.
  • Hoe? tweetallen
  • Tijd? 45 minuten
  • klaar? leren vocabulaire  A + B blz 78
  • Lesdoel?
Aan het eind van de les:
- Weet je hoe je de vraagnaamwoorden Quel(les) kunt gebruiken.

Slide 2 - Slide

Lesdoel 1
Jullie herhalen de verschillende manieren van een vraagstellen in het Frans + de vraagnaamwoorden

Slide 3 - Slide

Herhaling: hoe maak je vraagzinnen in het Frans?
1. Welke manieren waren er?
2. Wat waren de verschillende vraagnaamwoorden?

Slide 4 - Slide

 vraagwoorden
waar
Tu habites où?
quand
wanneer
Quand est ton anniversaire?
comment
hoe
Comment tu t'appelles?
combien (de)
hoeveel
Tu veux combien de frites?
pourquoi
waarom
Pourquoi tu fais du sport?
qui
wie
Qui est ton prof de maths?
qu'est-ce que
wat
Qu'est-ce que tu aimes manger?

Slide 5 - Slide

Lesdoel 2.
Jullie kunnen vragenstellen met quel + kennen de bijbehorende regels.

Slide 6 - Slide

Het vraagwoord quel

Quel = welk(e)/wat

Quel past zich aan het zelfstandig naamwoord aan waar het bij hoort.

Quel est ton plat (m) préféré?

Quelle est ta matière (v) préférée?

Quels sont tes pays (mv m) préférés?

Quelles sont tes villes (mv v) préférées?


Slide 7 - Slide

Wat of Welke?
        quel / quelle / quels / quelles   +   vorm van être  =  wat
Quelle est ta matière préférée?  =  Wat is je lievelingsvak?
Quel est ton plat préféré?              =  Wat is je lievelingsgerecht?
Quels sont vos hobbys?                =  Wat zijn uw hobbys?
                  In alle andere gevallen betekent het welk(e).
Quel livre tu préfères?     Welk boek heb jij het liefst?
Quelle maison est la plus belle?  Welk huis is het mooist?

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Le sport
A
quels
B
quelle
C
quel
D
quelles

Slide 10 - Quiz


............... est ton jean préféré?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 11 - Quiz

......... sont tes matières préférées?
A
quel
B
quelle
C
quels
D
quelles

Slide 12 - Quiz

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Wat? exercices bron D -  17, (17f), 18 + 19 --> p. 62 + 63.
  • Hoe? tweetallen
  • Tijd? 45 minuten
  • klaar? leren vocabulaire  A + B blz 78
  • Lesdoel?
Aan het eind van de les:
- Weet je hoe je de vraagnaamwoorden Quel(les) kunt gebruiken.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

C'est la fin🏁
.

Slide 15 - Slide