Les 2 + 3 Werkwoordspelling (pv) + kijkopdracht

Planning
Nakijken werkbladen vorige les (5min)
Korte uitleg werkwoordspelling (filmpje) (5min)
Oefenen met werkwoordspelling Nieuw Nederlands (20 min)
Oefenen in LessonUp (10min)
NOS-stories: kijkopdracht + nabespreking (30min)




1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Planning
Nakijken werkbladen vorige les (5min)
Korte uitleg werkwoordspelling (filmpje) (5min)
Oefenen met werkwoordspelling Nieuw Nederlands (20 min)
Oefenen in LessonUp (10min)
NOS-stories: kijkopdracht + nabespreking (30min)




Slide 1 - Slide

This item has no instructions

DOEL

- je kunt werkwoorden correct spellen met behulp van het schema werkwoordspelling
spelling: werkwoordspelling

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Bekijk het volgende filmpje

schema werkwoordspelling

-

uitgelegd in twee minuten

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Aan de slag
Lees alle theorie (werkwoorden; persoonsvorm en onderwerp)
Maken: opdracht 1 t/m 6

Klaar? Huiswerk voor volgende les
timer
15:00

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (dansen) de tango.

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
(drinken) jij graag thee?
A
drink
B
drinkt

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?
Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat gebeurt er met het werkwoord 'werken' als je het in de verleden tijd zet?

Slide 9 - Mind map


Hoe schrijf het werkwoord in de verleden tijd?
Hij (rekenen) het bedrag uit.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?
Ik (koken) pasta.

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?
Wij (zetten) de pot op tafel.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft haar (beschermen)
A
Beschermd
B
Beschermt

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Ik heb (schaatsen).

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag!
Maken: oefeningen op het werkboekje (gebruik  schema's) tot het werkwoord bijvoeglijk gebruikt.
Hoe: individueel 
Kom je er niet uit? Overleg buurman/ buurvrouw (bioscoopniveau). Weet je het dan nog niet vinger opsteken.

Klaar? Zelf nakijken
timer
15:00

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

NOS-stories- kijkopdracht
- Kijk goed mee
-Schrijf moeilijke woorden die je hoort in je schrift
- Na het filmpje klassikale bespreking

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp = armoede
Wat is armoede?

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

Nabespreking
-vinger opsteken
-laat elkaar uitpraten
-respecteer je klasgenoten
timer
10:00

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat 
(Week)budget
Migratieachtergrond
Vooroordelen
Bijstand
Anorexia
'Het niet breed hebben' (uitdrukking)
(overleg in tweetallen over de betekenis van deze woorden)
timer
5:00

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat 
(Week)budget: bedrag dat je (wekelijks)  kunt besteden.
Migratieachtergrond:  Iemand met een migratieachtergrond is een persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren.
Vooroordelen: zijn meningen die niet op feiten zijn gebaseerd.


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat 
Bijstand: uitkering/ geld van de overheid  voor mensen in (financiële) nood
Anorexia: 'magerzucht' / mensen met anorexia hebben het sterke verlangen om mager te zijn, wat zich uit in erg weinig eten om af te vallen.
'Het niet breed hebben' Niet veel (geld) te besteden hebben

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk
H2 -Taalverzorging op blz.56

Lezen: theorie samengestelde zinnen maken
Maken: opdracht 1

Volgende les: leesboek mee!

Slide 25 - Slide

This item has no instructions