Hoofdletters

Hoofdletters
1 / 14
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdletters

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions


Zo gebruik ik hoofdletters:

  1. Aan het begin van de zinMijn moeder koopt een cadeau voor mijn zus.
  2. Bij namen: Felix Trol - Kerstmis - Flevoland - Piet van Vliet - Toyota.
  3. Bij woorden die van namen zijn gemaakt: Franse - West-Europa - Japanse.
  4. Wanneer een woord begint met 's dan verplaatst de hoofdletter naar de tweede letter van het woord: 's Morgens - 's Avonds - 's Ochtends -        's Maandags.


Slide 3 - Slide

Korte herhaling van de geleerde/aangeboden stof. Leg deze slide uit of laat een leerling dit uitleggen wanneer je weet dat ze de stof goed beheersen.

Wanneer gebruik ik geen hoofdletters?

  1. Namen van dagen van de week (maandag, vrijdag).
  2. Maanden van het jaar (januari, maart, oktober).
  3. Seizoenen (lente, herfst, winter, zomer).
  4. Windrichtingen (oosten, zuiden, westen, noorden).


Slide 4 - Slide

Korte herhaling van de geleerde/aangeboden stof. Leg deze slide uit of laat een leerling deze slide uitleggen wanneer je weet dat ze de stof goed beheersen.

Ik gebruik een hoofdletter......
A
aan het einde van de zin
B
bij voornamen en achternamen
C
voor Opa en Oma
D
wanneer ik daar zin in heb

Slide 5 - Quiz

Antwoord B: bij voornamen en achternamen

Ik gebruik een hoofdletter......
A
aan het einde van de zin
B
alleen bij voornamen, niet bij achternamen
C
alleen op het schoolbord
D
aan het begin van de zin

Slide 6 - Quiz

Antwoord D: aan het begin van de zin.
Welk woord moet met een hoofdletter?

Kies het juiste woord
A
tafel
B
Tafel

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord moet met een hoofdletter?

Kies het juiste woord
A
europa
B
Europa

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord moet met een hoofdletter?

Kies het juiste woord
A
ramadan
B
Ramadan

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord moet met een hoofdletter?

Kies het juiste woord
A
bevrijdingsdag
B
Bevrijdingsdag

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord moet met een hoofdletter?

Kies het juiste woord
A
jacob
B
Jacob

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord moet met een hoofdletter?

Kies het juiste woord
A
handschoen
B
Handschoen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord moet met een hoofdletter?

Kies het juiste woord
A
joden
B
Joden

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord moet met een hoofdletter?

Kies het juiste woord
A
woensdag
B
Woensdag

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions