2 mavo hst 3 verwarmen en verbranden

Hst 3 Verwarmen en verbranden

Par 3.1: Temperatuur meten

1 / 40
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeNask / Techniek+2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 40 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Hst 3 Verwarmen en verbranden

Par 3.1: Temperatuur meten

Slide 1 - Slide

lesdoelen, in deze les leer je :

  • het verschil tussen warmte en temperatuur
  • wat er gebeurt als moleculen meer of minder energie krijgen
  • hoe een vloeistof thermometer werkt.
  • wat kamertemperatuur is.
  • de begrippen meetbereik en kamertemperatuur.
  • graden Celsius om te rekenen naar de standaardeenheid voor temperatuur Kelvin.


Slide 2 - Slide

Het verschil tussen temperatuur en warmte 
  • Warmte is een vorm van Energie
  • Temperatuur is niet hetzelfde als warmte
  • Door warmte toe te voegen (=verhitten) of juist warmte weg te halen (=koelen) kun je de temperatuur van voorwerpen/stoffen veranderen
  • Hoe meer warmte je toevoegt hoe sneller deeltjes gaan bewegen, daardoor kunnen stoffen gaan uitzetten of juist gaan krimpen(open link)

Slide 3 - Slide

  • Zo sterk is de aantrekkingkracht per fase: 

    erg groot                                        minder groot                               kleinste 
    







moleculen trillen op vaste plek       moleculen bewegen      moleculen bewegen 
                                                       langs elkaar                   op grote afstand van elkaar     
De 3 fasen(=toestanden) uitgelegd met het deeltjesmodel
vast                                      vloeibaar                            gasvormig
    
  • Alle stoffen bestaan uit moleculen, moleculen trekken elkaar aan.

Slide 4 - Slide

Temperatuur meet je met een thermometer
  • Temperatuur  is een grootheid (iets wat je kunt meten net zoals lengte, snelheid, massa en volume)
  • Temperatuur meet je met een thermometer in de eenheid graden Celsius of ℃ (eenheid is de maat waarin je meet zoals b.v. meter, kilogram of liter ) 
  • Kamertemperatuur is de temperatuur waarin de meeste
    personen zich aangenaam voelen, dat is bij 20°C.


Slide 5 - Slide

De werking van een analoge vloeistofthermometer
  1. een reservoir: met een gekleurde vloeistof (vaak alcohol), bij een groter reservoir duurt het langer voordat de vloeistof stijgt, maar hij stijgt meer als de vloeistof opwarmt/ uitzet
  2. een dunne stijgbuis: warmt de vloeistof op, dan zet hij uit en zie je de vloeistof stijgen. Is de stijgbuis dunner dan stijgt de vloeistof sneller.
  3. de schaalverdeling naast de stijgbuis daar lees
     je de temperatuur af 
  4. Demonstratie!

Een vloeistofthermometer bestaat uit:

Slide 6 - Slide

De thermometer bedacht door de Celsius (in 1742)

  • Meneer Celsius bedacht een meetinstrument
    om de temperatuur te meten (de thermometer).
  • Hij noemde het vriespunt van water 0°C en het
     kookpunt van water, 100 °C.
  • Het gebied hier tussenin verdeelde hij in 100
     gelijke stappen van 1°C, dat is de schaalverdeling
  • Tussen welke temperaturen een thermometer kan
     meten noem je het meetbereik. 

Slide 7 - Slide

Standaardeenheid voor temperatuur is Kelvin (K)
  1. schets een thermometer
  2. zoek in Binas (tabel 1) het absolute nulpunt  op (-273 oC) 
  3. noteer dat links als laagste temperatuur en zet op die hoogte
     rechts 0 K 
  4. Als de temperatuur 1o C stijgt, dan stijgt hij ook 1 K dus vul
    links nu 0oC in, dat is dus 273 K  en dan zie je vanzelf:
  5. van Celsius naar Kelvin is + 273 en andersom -273
  6. Let op: 0 K of lager dan 0 K kan niet!!!!
  • Wereldwijd gebruiken natuurkundigen de standaardeenheid voor temperatuur Kelvin (K) 
  • 0 K (is -273 oC) is het absolute nulpunt, bij die temperatuur staan alle moleculen stil

Omreken van graden Celsius naar Kelvin doe je zo: 

Slide 8 - Slide

Temperatuurschaal Kelvin
trilsnelheid van moleculen

Slide 9 - Slide

Hw:
Leren  3.1  en
Maken Vragen  5, 8, 9 t/m 15,17,19,t/m 21 op bladzijde 132 t/m 134 


Slide 10 - Slide

Thermometers met verschillende meetbereiken
Het hangt af waarvoor je de thermometer gebruikt welk meetbereik de thermometer heeft

Slide 11 - Slide

Hst 3.2: Warmte en milieu

Slide 12 - Slide

lesdoelen, in deze les leer je :
  • De drie lesdoelen maandag aan gewerkt -> Vragen hw/lestof?
  • Wat is een warmtebron?
  • Noem twee warmtebronnen
  • Wat zijn fossiele brandstoffen 
  • Noem de drie voorwaarden voor verbranding
  • Wist je veel niet? dan uitleg volgen, wist je het wel? verder werken
  • Zelfstandig maken 11 t/m 13, klaar? nakijken en verbeteren
  • lezen blz 141 en maken 14, 15 en 17  

Slide 13 - Slide

Alles wat warmte afgeeft is een warmtebron 
  • Er bestaan natuurlijke warmtebronnen


  • Elektrische warmtebronnen 


  • En warmtebronnen  waar een brandstof in wordt verbrand

Slide 14 - Slide

Verbranden van brandstof: 
chemische energie ->warmte
  • Fossiele brandstof (aardgas, aardolie, steenkool):  is ontstaan uit resten van gestorven planten en dieren die miljoenen jaren geleden leefden
  • Het verbranden van fossiele brandstoffen of brandstoffen die hieruit gemaakt worden (benzine, kerosine en diesel) zorgt voor veel milieuvervuiling en veroorzaakt het versterkte broeikaseffect.

Slide 15 - Slide

prog 27 nov
korte herhaling par 3.1 + 3.2 ivm practicum 
nakijken+ verbeteren en afmaken 1e practicum
nakijken en verbeteren hw. 

???

Slide 16 - Slide

Onvolledige verbranding
- Oranje /gele vlam 
- tekort aan zuurstof
 ontstaat roet, waterdamp en  
- ontstaan van het giftig gas 
Koolstofmonooxide CO
Volledige verbranding: 
- Blauwe/kleurloze vlam 
- voldoende zuurstof
- ontstaat waterdamp en koolstofdioxide 
- Koolstofdioxide CO2
Verschil volledige verbranding   en  onvolledige verbranding. 

Slide 17 - Slide

Branddriehoek

Pagina 140, bron 3
Voor een goede verbranding heb je nodig:
  1. Brandbare stof:                    de stof die wordt verbrandt).
  2. Zuurstof O2(g)  :                    20 % van de lucht bestaat uit dit gas)
  3. Ontbrandingstemperatuur:   de temperatuur waarbij deze
                                                 brandstof kan gaan branden,
                                                 (=stofeigenschap) 

Haal je 1 van deze zaken weg?
Dan zal het vuur gedoofd worden.

Slide 18 - Slide

prog 24 nov

- uitleg broeikaseffect
- demo proef 3.3 stroming
- zelfstandig nakijken en verbeteren in stilte, eerder klaar dan verder werken
- bespreken vragen?
- start: hw: eerst stukje voor stukje lezen 3.3 en maken Vragen 2 t/m 4, 6 t/m 9,




Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

 verbranding fossiele brandstoffen-> Versterkt broeikaseffect 
  • De dampkring bevat broeikasgassen b.v. koolstofdioxide( CO2 )die een deel van de warmte van de zon vasthouden op aarde
  • Het natuurlijke broeikaseffect is nodig om
     leven te laten ontstaan. 

  • Door verbranding van fossiele
     brandstoffen
    komt er teveel CO2 in de
    dampkring waardoor het versterkte
    broeikaseffect
    ontstaat waardoor:
- de gemiddelde temperatuur stijgt
- het poolijs smelt en stijging waterspiegel
- grote verandering klimaat: plekken worden
 droger andere juist natter, er komen meer orkanen, vaak heftige regenval  enz


Slide 21 - Slide

Hw: Leren  3.2  en
        Maken Vragen 1 t/m3, 5 t/m 7, 9t/m 12, 14, 15,17 op
        bladzijde 142 t/m 145 


Slide 22 - Slide

prog 1 dec
  • korte herhaling par 3.3 (5 a 10 min)
  • nakijken+ verbeteren hw + verder werken aan nieuw hw (15 a 20 min)
  • laatste 15 minuten afmaken practicum stofherkenning en pH (moet af, is voor cijfer)

Slide 23 - Slide

Hst 3.3: Een warm huis

Slide 24 - Slide

Hoe werkt de CV =(Centrale Verwarming)?
  1. In de CV-ketel wordt aardgas verbrandt
  2. Het water in de ketel wordt warm en stroomt via buizen naar de bovenkant van je radiatoren en naar de vloerverwarming in je hele huis
  3. Het warme water in de radiator verwarmt de kamer door middel van warmtetransport via geleiding, stroming en straling 
  4. Het koude water stroomt weer terug naar de ketel

Slide 25 - Slide

Warmtetransport, warmte kan zich verplaatsen via:
  1. Geleiding: metalen geleiden goed de
    warmte,  isolatoren zijn
    stoffen die slecht warmte doorgeven
  2. Stroming: warme vloeistof en
    gassen zetten uit en stijgen op
  3. Straling (i.r.): voor warmte-
    transport via straling is géén
     tussenstof 
    nodig

Stroming

Slide 26 - Slide

Hoe stroomt warmte?
Warmte gaat altijd van een warme plek naar een koudere plek 

Slide 27 - Slide

Hw: Leren  3.3  en
        Maken Vragen  2 t/m 4, 6 t/m 9, 13, 14, 16, 17, 19  op
        bladzijde 152 t/m 156 


Slide 28 - Slide

Hst 3.4: warmte binnenhouden = isoleren

Slide 29 - Slide

lesdoelen, in deze les leer je :
  • vragen ?
  • welke 3 vormen warmte transport?
  • uitleg par 3.4 
  • uitleggen waardoor een huis warmte kwijtraakt.
  • manieren om het verlies van warmte tegen te gaan.
  •  uitleggen wat het isoleren van een huis inhoudt.
  • afmaken 

Slide 30 - Slide

Hoe goed je ook isoleert, je verliest altijd warmte
Isoleren = warmtetransport voorkomen dat kan op de volgende manieren:
  1. warmteverlies via stroming tegengaan:zorg voor laagjes stilstaande lucht (b.v. dekbed, dubbelglas en spouwmuur)
  2. warmteverlies via geleiding tegengaan:
    isolerende materiaal gebruiken (b.v hout en kunst-
    stof in plaats van metaal)
  3. warmteverlies via straling tegengaan:
    infraroodstraling terugkaatsen via glimmende 
    en lichte voorwerpen (radiatorfolie)

Slide 31 - Slide

Aan de slag: 
Leren  3.4 (lees steeds alleen het stukje wat hoort bij de volgende paar vragen
Maken Vragen 1, 3 t/m 10,13, 14 op bladzijde 163 t/m 165, 

Afmaken stofherkenning:


nakijken en verbeteren
 gemaakte werk

Wat niet af is wordt hw


Slide 32 - Slide

afmaken stofherkenning max 10 min
afmaken opg 4 t/m7 in stilte  tips bij vragen en conclusie:
  • kijk terug naar de theorie van proef 2, kijk terug naar wat het doel was van proef 1 en 2, Leg je antwoord uit met behulp van jouw waarnemingen.
  • antwoorden stoffen op bord nog niet overgenomen? dan neem over
  • verbeteren vorige les niet gedaan?-> na 8e lesuur paar minuutjes afmaken 

Slide 33 - Slide

Hst 3.5: Brandblussen

Slide 34 - Slide

prog 15 dec
  • afmaken practicum thermometer,
    - schaalverdeling, 2x temp water meten + temperatuur lokaal
    - vragen maken en schaalverdeling op jouw blad plakken en inleveren
  • afmaken practicum stofherkenning als je afwezig was in de les waar je mocht afmaken
  • klaar met beide practica? -> goed lezen en maken 3.5 (stukje lezen, dan vragen, dan volgende stukje lezen) = hw donderdag 
    Dan is er ook hw controle over het hele hoofdstuk!

Slide 35 - Slide

lesdoelen, in deze les leer je :
  • Leer je hoe snel brand kan ontstaan en op welke manieren je brand kunt bestrijden. 
  • Herhaling brandvoorwaarden, blussen brand en vooral aandacht blussen oliebrand.
  • vragen hw?
  • Volgende week maandag is de toets van hst 3
  • Vandaag par 3.5 afmaken dan oefentoets maken en bespreken

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Blussen: minstens 1 brandvoorwaarden weghalen 
  1. brandstof weghalen b.v. gas uit, bomen kappen 
  2. zuurstof weghalen: bv blussen met schuim, zand erop, deksel (van je af) op de pan doen
  3. afkoelen tot onder de ontbrandingstemperatuur:  b.v 
    blussen met water
Onthoud:
 olie en vetbrand
nooit(open link) blussen met water.
Het water verdampt en neemt het lichtere olie/vet mee waardoor de brand verspreiden!

Slide 38 - Slide

Oliebrand vaak geblust met behulp van explosieven
  • explosie = hele snelle verbranding
  • er ontstaan in korte tijd veel gassen -->
  1. er wordt tijdelijk zuurstof weggehaald
  2. brandstof wordt verspreid 
  3. brandstof koelt daardoor af tot onder ontbrandingstemperatuur

    dus alle 3 de brandvoorwaarden weggehaald 

Slide 39 - Slide

Hw: Leren  3.5  en
        Maken Vragen 1, 3 t/m 13,16 t/m 18 op bladzijde 174 t/m 178, 


Slide 40 - Slide