All Right! - Unit 1 - Present Simple

1.5 Grammar - Present Simple
Present Simple
Bestudeer de Grammar in de
Studybox van Lesson 1.5 (p. 44)


+ zinnen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1.5 Grammar - Present Simple
Present Simple
Bestudeer de Grammar in de
Studybox van Lesson 1.5 (p. 44)


+ zinnen

Slide 1 - Slide

Vul de zin aan met het juiste ww:
"We always ... on holiday in Summer."
(to go)
A
go
B
goes

Slide 2 - Quiz

Vul de zin aan met het juiste ww:
"She never ... football."
(to play)
A
play
B
plays

Slide 3 - Quiz

Vul de zin aan met het juiste ww:
"He ... his girlfriend."
(to love)
A
love
B
loves

Slide 4 - Quiz

1.5 Grammar - Present Simple
Present Simple
Bestudeer de Grammar in de
Studybox van Lesson 1.5 (p. 44)


- zinnen

Slide 5 - Slide

Wat is de juiste not-zin?
A
She don't think about him.
B
She not think about him.
C
She think not about him.
D
She doesn't think about him.

Slide 6 - Quiz

Wat is de juiste not-zin?
A
I don't like shrimps.
B
I not like shrimps
C
I like shrimps not.
D
I doesn't like shrimps.

Slide 7 - Quiz

Wat is de juiste vraagzin?
A
Do you prefer soup or bread?
B
You prefer soup or bread?
C
Prefer you soup or bread?
D
Does you prefer soup or bread?

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste vraagzin?
A
Feels it funny?
B
Does it feel funny?
C
Do it feel funny?
D
Feel it funny?

Slide 9 - Quiz

1.5 Grammar - Present Simple
Present Simple
Bestudeer de Grammar in de
Studybox van Lesson 1.5 (p. 44)


maak zelf zinnen!

Slide 10 - Slide

Vertaal de zin naar het Engels. Denk om het werkwoord in de juiste vorm!
"Hij vindt knoflook lekker."

Slide 11 - Open question

Vertaal de zin naar het Engels. Denk om het werkwoord in de juiste vorm!
"Wij lopen naar school."

Slide 12 - Open question

Vertaal de zin naar het Engels. Denk om het werkwoord in de juiste vorm!
"Ik eet niet Italiaans eten."

Slide 13 - Open question

Vertaal de zin naar het Engels. Denk om het werkwoord in de juiste vorm!
"Neem jij een risico?"

Slide 14 - Open question

zijn = to be (+)

ik ben         I am
jij bent       you are
hij is            he is
zij is            she is
het is          it is
wij zijn       we are
zij zijn        they are
jullie zijn   you are
(-)

I'm not
you're not
he's not
she's not
it's not
we're not
they're not
you're not
(?)

am I..?
are you..?
is he...?
is she..?
is it...?
are we..?
are they..?
are you..?

Slide 15 - Slide

Vul de (+) zin aan met de juiste vorm van het ww:
"You ... so funny!"
(to be)

Slide 16 - Open question

Vul de (-) zin aan met de juiste vorm van het ww:
"He ... a good player."
(not / to be)

Slide 17 - Open question

Vul de (-) zin aan met de juiste vorm van het ww:
"They ... at school."
(not / to be)

Slide 18 - Open question

Vul de (?) zin aan met de juiste vorm van het ww:
"... she a kind person?"
(to be)

Slide 19 - Open question

Vul de (?) zin aan met de juiste vorm van het ww:
"... we a fun class?"
(to be)

Slide 20 - Open question

hebben = to have got

ik heb                    I have got
jij hebt                  you have got
hij heeft               he has got
zij heeft                she has got
het heeft              it has got
wij hebben          we have got
zij hebben           they have got
jullie hebben      you have got
(-)

I haven't got
you haven't got
he hasn't got
she hasn't got
it hasn't got
we haven't got
they haven't got
you haven't got
(?)

have I got?
have you got?
has he got?
has she got?
has it got?
have we got?
have they got?
have you got?

Slide 21 - Slide

Vul de (+) zin aan met de juiste vorm van het ww:
"I ... a new bike!"
(have got)

Slide 22 - Open question

Vul de (+) zin aan met de juiste vorm van het ww:
"They ... a reservation tonight."
(have got)

Slide 23 - Open question

Vul de (-) zin aan met de juiste vorm van het ww:
"She ... her iPad wit her."
(not / have got)

Slide 24 - Open question

Vul de (-) zin aan met de juiste vorm van het ww:
"We ... a tv at home."
(not / have got)

Slide 25 - Open question

Vul de (?) zin aan met de juiste vorm van het ww:
"... he ... a new phone?"
(have got)

Slide 26 - Open question