2H K4 Deel twee - HH Instructiewoorden, dieren + uitleg Partizip II

Kapitel 4 : Tiere
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Kapitel 4 : Tiere

Slide 1 - Slide

Was machen wir Heute?
  • Vervoegen regelmatige werkwoorden
  • Wortschatz Tiere
  • Grammatik Voltooid deelwoord

Slide 2 - Slide

Auf Deutsch: Welche Tiere kennst du?

Slide 3 - Mind map

Was bedeuten die folgenden Wörter?
  1. das Meerschweinchen
  2. der Affe
  3. das Huhn
  4. das Kaninchen
  5. das Fleisch
  6. fressen
  7. streicheln
  8. zum Beispiel
  9. weich
  10. oft 
timer
3:20
Notiere die deutschen Wörter in dein Heft. 
Schreibe daneben die niederländische Übersetzung.

Slide 4 - Slide

timer
2:00
Schau dir diese Fotos aan! Erkennst du sie? 
Notiere die Wörter auf Deutsch in dein Heft.

Slide 5 - Slide

der Fisch
der Elefant
die Fliege
der Frosch
der Hund
die Katze
das Pferd
der Stier

Slide 6 - Drag question

Bella ist das beste ______ im Stall.
A
Pferd
B
Fisch
C
Hund
D
Katze

Slide 7 - Quiz

Ich bin grau (grijs) und habe eine lange Nase. Wer bin ich?
A
Stier
B
Fliege
C
Elefant
D
Hund

Slide 8 - Quiz

Grammatik B: das Partizip
Das Partizip = het voltooid deelwoord.     → van zwakke werkwoorden
(Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank als ze van tijd veranderen. Fietsen-fietsten-gefietst, wonen, woonde, gewoond)

1e stap: stam
2e stap: ge + [stam] + t  → standaardregel



Slide 9 - Slide

Voltooid deelwoord:
In zin met een voltooid deelwoord heb je een hulpwerkwoord nodig → haben of sein

Bijvoorbeeld (Nederlands):
ik heb gemaakt
wij hebben gemaakt

Slide 10 - Slide

Grammatik B: das Partizip
Uitzondering zwakke werkwoorden:
  • die beginnen met:    be-, ver-, über-
  • die eindigen op:        -ieren

→ regel voltooid deelwoord dan: [stam] + t

1e stap:  [stam]
2e stap: [stam] + t

Slide 11 - Slide

Sterke werkwoorden en voltooid deelwoord
Geen standaardregel → leren in Lernliste

Tip: lijstje maken met alle sterke werkwoorden die in Lernliste staan!

bijvoorbeeld:
zwemmen: schwimmen - geschwommen

Slide 12 - Slide

An die Arbeit!
Was?
Mache: Kapitel 4 
B wortschatz
opdracht 4,5 en
E Grammatik
25,26 en27
evt 7 en 8
Wie?
individuell
Hilfe?
Wenn du Hilfe brauchst, benutze die Lernliste auf Seite 132 und Grammatik B auf Seite 134
Fertig?
Lerne: Kapitel 4 - Teil B met Slim Stampen
timer
20:00

Slide 13 - Slide

Wat gebeurt na kerst vaak in het dierenasiel? Antwoord in NL

Slide 14 - Open question

6

Slide 15 - Video

Hou oud zijn de hondjes
A
8 en 10 jaar oud
B
18 jaar oud

Slide 16 - Quiz

Welke eigenschap moet de nieuwe eigenaar van Sam hebben?
A
sportief - veel wandelen
B
sterk - Sam is best zwaar
C
jong - Sam is erg actief
D
ervaring - Sam is onzeker

Slide 17 - Quiz

Wie viele Tiere sind im Tierheim Berlin?
A
14.000
B
4.000
C
1.400
D
400

Slide 18 - Quiz

Wat betekent "Freigang" hier?
A
Dat je de kat haar eigen gangetje moet laten gaan.
B
Dat de kat vrij gelaten werd en dan gevonden werd.
C
Dat een kat ook naar buiten kan.

Slide 19 - Quiz

Wat doet Freddie als hij niet zelfstandig naar buiten kan?
A
aan meubels krabben
B
niet meer eten
C
braken
D
plassen

Slide 20 - Quiz

Wat gebeurt tussen 19 en 27 december?
A
het dierenasiel laat dan geen dieren ophalen
B
het dierenasiel neemt dan geen dieren aan
C
heel veel mensen willen dan van hun huisdier af
D
het dierenasiel is dan op zoek naar zwerfkatten.

Slide 21 - Quiz

Ich habe die Grammatik verstanden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Je weet hoe je het voltooid deelwoord moet maken van:
alleen de: zwakke werkwoorden
alleen de:werkwoorden op -ieren
alleen de:werkwoorden met be- en ver- ervoor.
alleen de:sterke werkwoorden
al twee van de hier genoemde regels.
allemaal (zie hierboven genoemd)
nog niets;Je begrijpt er nog niets zo veel van.

Slide 23 - Poll

Hausaufgaben
  • Kapitel 4 - Teil B af

Slide 24 - Slide

Tierrätsel

Slide 25 - Slide

Welches Tier ist gemeint?
Kannst du die Tiere erraten?


Slide 26 - Slide

Tier 1
Ich lebe in Australien.
  
Ich habe lange Hinterbeine und meine Vorderpfoten sind klein. 
 
Ich kann 3 Meter hoch und 12 Meter weit springen. 

Slide 27 - Slide


Es ist ein…..

Slide 28 - Open question

Tier 2
Ich lebe in Afrika oder im Zoo.  

Ich kann laut brüllen.

Ich bin der König der Tiere. 
 

Slide 29 - Slide


Es ist ein…..

Slide 30 - Open question

Tier 3
Ich lebe in Afrika.
 
Meine Farben sind braun und weiβ. 

Ich habe einen langen Hals. 

 

Slide 31 - Slide


Es ist eine…..

Slide 32 - Open question