Bron D 3V: Samentrekking à+lidwoord, de+lidwoord

Bonjour la classe!
1 / 43
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bonjour la classe!

Slide 1 - Slide

LESDOEL
LES BUTS
Aan het einde van deze les...
... ken je de voorzetsels à + de in combinatie met het bepaald lidwoord gebruiken en correct toepassen.


Slide 2 - Slide

Aujourd'hui

  • grammaire D
uitleg en opdrachten
  • exercices 15 + 16

Slide 3 - Slide

Voorkennis/ huiswerk check:
Blader nog even terug naar Bron B. Welke twee personen hebben volgens jou de grootste overeenkomsten?
En waarom?

Slide 4 - Open question

Chapitre 2 - Grammaire D
De voorzetsels à en de komen veel voor in het Frans.
Wanneer deze voorzetsels worden gevolgd door een bepaald lidwoord (le, la, l’ of les) dan volgen er soms samentrekkingen. Hoe dat zit, ga je in deze bron leren. 
De volgende slides geven je zowel uitleg als oefening hierover.
Op donkerblauwe slides krijg je uitleg over de stof, op de oranje slides krijg je oefeningen.Er zijn een paar slides die je over moet schrijven als aantekening. Deze slides zijn gemarkeerd met witte pijl met oranje rand. Succes!

Slide 5 - Slide

Het voorzetsel de
Het voorzetsel de betekent: van of uit
Bijvoorbeeld:
C’est la voiture de ma mère. (Het is de auto van mijn moeder.)
Je viens de la Hollande. (Ik kom uit Holland.)

Hier hebben we, soms te maken met samentrekkingen. Zie het filmpje (volgende slide).

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

de + bepaald lidwoord
de = van, uit
le/la/l'/les = de/het

de + le > du                            C'est le fils du directeur.               (masculin / m - ev)
de + la                                      Je suis le prof de la classe.         (féminin / v - ev)
de + l'                                        C'est l'entrée de l'hôtel.         (klinker en "stomme" h)
de + les > des                      Il est le père des enfants.               (pluriel/ meervoud)

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Choisis le bon mot.
Voilà le chien (van de) voisins.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 10 - Quiz

Choisis le bon mot.
Où est le sac (van de) élève.

A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 11 - Quiz

Choisis le bon mot.
C'est l'idée (van de) élèves.

A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 12 - Quiz

Choisis le bon mot.
J'ai trouvé le t-shirt (van het) fille.

A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 13 - Quiz

Vul het woord in dat ontbreekt:
C'est une spécialité ____ chef

Slide 14 - Open question

Vul het woord in dat ontbreekt:
Les enfants ____ voisins sont gentils

Slide 15 - Open question

C'est le stylo (van de) garçon.

Slide 16 - Open question

Het voorzetsel à 
Het voorzetsel à heeft meerdere betekenissen: in, op, naar, bij.
Als je bijvoorbeeld bij een locatie bent of naar een locatie toegaat, gebruik je dit voorzetsel.

—> Je vais à la boulangerie. (Ik ga naar de bakker.)
—> Je suis à l’école. (Ik ben op school.)

Slide 17 - Slide

Na het voorzetsel à kan een bepaald lidwoord komen:

—> Je vais à la maison de Didier. (Ik ga naar het huis van Didier.)
—> Nous allons au cinéma. (Wij gaan naar de bioscoop.)
…. au cinéma? Waar komt dat  au   vandaan?

Slide 18 - Slide

à + bepaald lidwoord
à = in, naar, op, bij
le/la/l'/les = de/het

à + le > au                              Je vais au restaurant.               (masculin / m - ev)
à + la                                        Je suis à la boulangerie.         (féminin / v - ev)
à + l'                                          Tu vas à l'hôtel.                           (ev - klinker/stomme h)
à + les > aux                          On va aux matchs.                    (pluriel/ meervoud)



Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Vertel waar je naartoe gaat:

Je vais ...

à + le --> au
cinéma / stade / concert / 
club de foot / supermarché / match / collège / restaurant / etc


à + la
à la mer (zee) / plage (strand) / boulangerie / pizzéria / salle de sport / etc

à l'
à l'hôtel / école / 
étranger (buitenland) / entrainement (training) / etc

Slide 21 - Slide

naar school
A
à l'école
B
au école
C
à la école
D
aux école

Slide 22 - Quiz

Vertel waar je naartoe gaat:

Je vais ...
à + les --> aux
États-Unis / toilettes / Antilles/ Pays-Bas / etc


Slide 23 - Slide

Choisis le bon mot.
Elle va (naar de) pâtisserie (f.).
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 24 - Quiz

Choisis le bon mot.
On va (naar de) cinéma?
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 25 - Quiz

Choisis le bon mot.
Je suis (in de) Galéries Lafayette.
A
au
B
à la
C
à l'
D
aux

Slide 26 - Quiz

Vul het woord in dat ontbreekt:
Je vais ____ boulangerie (f.)

Slide 27 - Open question

Vul het woord in dat ontbreekt:
Je vais ____ hôtel (m.)

Slide 28 - Open question

Stappenplan:

Slide 29 - Slide

Vul het woord in dat ontbreekt:
Je donne un cadeau ____ professeur

Slide 30 - Open question

de directeur van de school
A
le directeur des école
B
le directeur de l'école
C
de directeur du école
D
le directeur au école

Slide 31 - Quiz

de deur van het museum
A
la porte de la musée
B
la porte de l'musée
C
la porte du musée
D
la porte des musée

Slide 32 - Quiz

C'est le film ... acteur Omar Sy.
A
du
B
de l'
C
à l'
D
au

Slide 33 - Quiz

On va manger ... restaurant(m.).
A
au
B
du
C
à la
D
de la

Slide 34 - Quiz

Je vais ... entraînement.
A
à la
B
au
C
à l'
D
aux

Slide 35 - Quiz

C'est le ballon ..... enfants .
A
au
B
aux
C
du
D
des

Slide 36 - Quiz

Je vais (naar het) maison.

Slide 37 - Open question

Je suis (in de) Antilles.

Slide 38 - Open question

J'ai vu le directeur (van het) entreprise.

Slide 39 - Open question

Au Travail...
Check nogmaals dat je de donkerblauwe slides met de pijl hebt overgeschreven in je schrift.

Je kunt nu aan de slag met Ch.2 - ex. 15 + 16 + 17

Slide 40 - Slide

LESDOEL
LESDOELEN
Aan het einde van deze les…
... ken je de lidwoorden à + de in combinatie met het bepaald lidwoord gebruiken en correct toepassen.



Behaald?

Slide 41 - Slide

Heb ik de lesdoelen behaald?
Ja
Nee
deels...

Slide 42 - Poll

les devoirs ✍️
Faire: Ch.2 - exercices 15 (a t/m d) et 16 (a t/m f)
Apprendre: vocabulaire A + B + Phrases Clés C+ grammaire D

Attention: volgende les= laatste les voor toetsweek!
timer
20:00

Slide 43 - Slide