les verbes (ir)réguliers (Chapitre 1)

Pratiquer les verbes


De regelmatige werkwoorden op -er, -ir- &-re in de présent
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Pratiquer les verbes


De regelmatige werkwoorden op -er, -ir- &-re in de présent

Slide 1 - Slide

Regelmatige werkwoorden 
In het Frans zijn er drie groepen regelmatige werkwoorden: 
  1. Werkwoorden op -er
  2. Werkwoorden op -ir
  3. Werkwoorden op -re

Voorbeeld:
EV: je parle                MV: nous parlons
       tu parles                       vous parlez
       il/elle/on parle            ils/elles parlent
VB
Aimer, parler, manger, voyager, marcher, jouer
VB
Choisir, mentir, avertir, finir, punir, remplir, réussir
VB
Vendre, répondre, perdre, mordre, entendre, descendre, correspondre, attendre

Slide 2 - Slide

Regelmatige werkwoorden 
In het Frans zijn er drie groepen regelmatige werkwoorden: 
  1. Werkwoorden op -er
  2. Werkwoorden op -ir
  3. Werkwoorden op -re

Hoe maak je het (regelmatige) voltooid deelwoord van deze werkwoorden? 
  1. ww. op -er wordt é, j'ai regardé 
  2.  ww. op -ir wordt i, il a fini
  3. ww. op -re wordt u, on a vendu
VB
Aimer, parler, manger, voyager, marcher, jouer
VB
Choisir, mentir, avertir, finir, punir, remplir, réussir
VB
Vendre, répondre, perdre, mordre, entendre, descendre, correspondre, attendre

Slide 3 - Slide

De regel 
  1. Haal -ER van het hele werkwoord af om de stam te vinden:  Jouer  ->  jou
  2. Dit werkt ook zo voor de regelmatige ww op -IR en -RE : Partir -> part - Vendre -> vend


Een werkwoord bestaat altijd uit een persoonsvorm, een stam en een uitgang. De uitgang plak je direct achter de stam. 
Par ex.: Je joue
Ik = je
jij = tu
hij = il
zij = elle
men/wij = on
wij = nous
jullie/u = vous
zij (meervoud) = ils/elles
Je = e
Tu = es
il/elle/on = e
nous = ons
vous = ez
ils/elles = ent

Slide 4 - Slide

Uitzonderingen / bijzonderheden
- Ww begint met een klinker/ h: dan in de ik-vorm geen je maar j'
Par ex.: J'habite, j'aime, j'adore

- Stam van een ww eindigt op een g: dan bij nous-vorm de uitgang  -eons in plaats van -ons Deze extra e wordt toegevoegd voor de uitspraak

Par ex.: voyager, partager, manger:
nous voyageons 
nous partageons
nous mangeons

Slide 5 - Slide

Vervoeg het volgende werkwoord:
Hij valt (tomber)
A
il tomber
B
il tomba
C
il tombe
D
il tombes

Slide 6 - Quiz

Vervoeg het volgende werkwoord:
jij blijft (rester)
A
je restes
B
tu restes
C
je reste
D
tu restent

Slide 7 - Quiz

Vervoeg het volgende werkwoord:
Zij ontmoeten (rencontrer)
A
il rencontre
B
elle rencontre
C
ils rencontrent
D
nous rencontrons

Slide 8 - Quiz

Vervoeg het volgende werkwoord:
ik zal wonen
A
je habite
B
j'habite
C
j'habiterai
D
j'ai habité

Slide 9 - Quiz

Vervoeg het volgende werkwoord:
Wij reizen (voyager)
A
nous voyagons
B
nous voyageons
C
vous voyageez
D
vous voyagez

Slide 10 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging?
Wij zullen kopen.
A
tu achètes
B
on achète
C
nous acheterons
D
nous acheterions

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste vervoeging van:
men is begonnen
A
on commençons
B
on commençait
C
on avait commencé
D
on a commencé

Slide 12 - Quiz

Vervoeg:
il - parler

Slide 13 - Open question

Vervoeg:
elle - avoir

Slide 14 - Open question

Vervoeg:
elles - commencer

Slide 15 - Open question

Vervoeg:
tu - finir

Slide 16 - Open question

Vervoeg:
tu - être

Slide 17 - Open question

vervoeg:
nous - vendre

Slide 18 - Open question

Le nombre - augmenter

Slide 19 - Open question

Je - proposer

Slide 20 - Open question

nous - avoir

Slide 21 - Open question

on - protéger

Slide 22 - Open question

ils - être

Slide 23 - Open question

Wat is de juiste vervoeging van:
jullie zullen delen
A
vous partagerez
B
vous partagez
C
vous partagiez
D
nous partagerons

Slide 24 - Quiz

La fin!

  • Op verbuga.eu kun je eindeloos zelf oefenen. 

Slide 25 - Slide