Oefentoets - Weer en klimaat

Oefentoets - Weer en klimaat
1 / 29
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefentoets - Weer en klimaat

Slide 1 - Slide

Welk klimaat heeft Nederland?
A
Landklimaat
B
gematigd zeeklimaat
C
Middellandse zeeklimaat
D
Poolklimaat

Slide 2 - Quiz

Welke 4 weerselementen bepalen het weer?

Slide 3 - Open question

Wanneer kunnen we regen verwachten?
A
Lage luchtdruk
B
Hoge luchtdruk

Slide 4 - Quiz

Wat zijn uitsluitend begrippen die bij een hogedrukgebied horen?
A
Minimum, depressie, hoge bewolkingsgraad
B
Minimum, hoge neerslagintensiteit en hoge bewolkingsgraad
C
Maximum, lage neerslagintensiteit, lage bewolkingsgraad
D
Maximum, hoge bewolkingsgraad, depressie

Slide 5 - Quiz

Hogedrukgebied
Hogedrukgebied
Hogedrukgebied
Hogedrukgebied
Lagedrukgebied
Lagedrukgebied

Slide 6 - Drag question

Volgens de wet van Buys Ballot krijgt de wind op het zuidelijk halfrond een afwijking naar....
A
Links
B
Rechts

Slide 7 - Quiz

Wat is het verschil tussen weer en klimaat?

Slide 8 - Open question

Welk type neerslag komt het meest voor bij de evenaar?
A
Tekening 2: Stijgingsneerslag
B
Tekening 2: Frontale neerslag
C
Tekening 3: Stijgingsneerslag
D
Tekening 3: Stuwingsneerslag

Slide 9 - Quiz

Wat meet je met een barometer?
A
De temperatuur
B
De windkracht
C
De zonkracht
D
De luchtdruk

Slide 10 - Quiz

Bij een hoge drukgebied...
A
stijgt de lucht en heb je droog weer
B
daalt de lucht en heb je neerslag
C
stijgt de lucht en heb je neerslag
D
daalt de lucht en heb je droog weer

Slide 11 - Quiz

Welke 3 temperatuurfactoren bepalen de temperatuur, (het weer) in Nederland

Slide 12 - Open question

Hoe heten de lijnen die punten van dezelfde luchtdruk met elkaar verbinden
A
isothermen
B
isobaren
C
hoogtelijnen
D
beaufortlijnen

Slide 13 - Quiz

Wat betekent dalende lucht voor het weer op die plek
A
het zal er regenachtig zijn
B
het zal er stormen er kom namelijk veel lucht naar beneden
C
het zal er helder weer zijn zonder bewolking
D
het is er steenkoud

Slide 14 - Quiz

Wat is een verschil tussen weer en klimaat?
A
weer is veranderlijk klimaat is voor lange tijd hetzelfde
B
klimaat gaat over kleiner gebied
C
weer is de gemiddelde toestand van de lucht
D
weer gaat over neerslag en klimaat niet

Slide 15 - Quiz

Welk klimaat heeft Nederland en welk kenmerk van de neerslag hoort daarbij
A
gemiddeld zeeklimaat met de droge periode in de zomer
B
gematigd zeeklimaat met het hele jaar door neerslag
C
zeeklimaat met droge winters
D
gematigd zeeklimaat met droge zomers

Slide 16 - Quiz

Wat is de korte waterkringloop?
A
De waterkringloop boven een rivier
B
De waterkringloop op een berg
C
De waterkringloop boven zee
D
De waterkringloop in de wolken

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Noem 4 dingen die er kunnen gebeuren met het water bij de lange kringloop

Slide 19 - Open question

Welk kenmerk hoort bij het gebied rond de tropen
A
kleine invalshoek van de zon
B
grote invalshoek van de zon

Slide 20 - Quiz

Kenmerk van deze klimaat
grafiek is:
A
deze is van een plaats op het noordelijk halfrond
B
deze is van een plaats op het zuidelijk halfrond

Slide 21 - Quiz

Deze klimaatgrafiek hoort bij
Nederland.
A
goed
B
fout

Slide 22 - Quiz



Uitspraak 1: Sevilla heeft een mediterraan klimaat met droge, hete zomers en milde winters waarin de meeste regen valt
Uitspraak 2: in de zomer ligt Sevilla vaker onder invloed van een lagedrukgebied dan in de winter.

A
Uitspraak 1 is juist Uitspraak 2 is juist
B
Uitspraak 1 is onjuist Uitspraak 2 is onjuist.
C
Uitspraak 1 is juist Uitspraak 2 is onjuist
D
Uitspraak 1 is onjuist Uitspraak 2 is juist

Slide 23 - Quiz

In een plaats in Nederland valt per jaar 780 mm neerslag. Een deel daarvan, 250 mm, verdampt. Dat gebeurt vooral in de zomer. De planten die in dit gebied groeien gebruiken 200 mm per jaar. Ook dat is vooral in de zomer. De rest van het water zakt de grond in en stroomt naar een ander gebied toe.
Het gebied heeft…

A
Een positieve waterbalans van 780 mm
B
een positieve waterbalans van 530 mm
C
een positieve waterbalans van 330 mm
D
een negatieve waterbalans

Slide 24 - Quiz

Verzilting in Spanje ontstaat door:
A
Planten te veel water opnemen uit de bodem
B
Drainage
C
Verdroging
D
Landbouw gebruikt meer water dan nodig is

Slide 25 - Quiz

Als de waterbalans positief is betekent dat.................
A
het veel heeft geregend
B
er weinig verdamping is
C
boeren weinig water gebruiken
D
Er valt meer neerslag dan er verdampt

Slide 26 - Quiz

Hogedrukgebied
Hogedrukgebied
Hogedrukgebied
Lagedrukgebied
Lagedrukgebied
Lagedrukgebied
Hogedrukgebied

Slide 27 - Drag question

Sleep de hoge- en lage luchtdruk naar de juiste plek op de weerkaart
Hoge luchtdruk
Lage luchtdruk

Slide 28 - Drag question

Droog klimaat
Tropisch klimaat
Gematigd klimaat

Slide 29 - Drag question