This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Les 36 / week19_Molenrecord
- leesniveau B - VO DSSV
Slide 1 - Slide
We lezen gezamenlijk de tekst!
Opdracht 2 maken we samen
opdracht 1 en sleutelvragen maak je zelf
Maar eerst gaan we kijken naar een kort filmpje over het beroep molenaar
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
static.nieuwsbegrip.nl
Slide 4 - Link
We maken gezamenlijk
- de meerkeuzevragen -
Slide 5 - Slide
1. Lees zin 1 en 2 hieronder. Wat hebben deze zinnen met elkaar te maken? Kijk naar de informatie in de inleiding. Zin 1: Er worden voldoende molenaars opgeleid. Zin 2: Molens kunnen ook in de toekomst blijven draaien.
A
Zin 1 is een voorwaarde voor zin 2.
B
Zin 2 is de oorzaak van zin 1.
C
Zin 1 vormt een tegenstelling met zin 2.
D
Zin 2 is een gevolg van zin 1.
Slide 6 - Quiz
2. Lees het stukje met het kopje Geschiedenis nog eens. Wat blijkt uit dit stukje?
A
In Nederland staan meer molens dan in andere landen.
B
Molens waren vroeger belangrijker dan nu.
C
Molens werden vroeger alleen gebruikt om polders droog te malen.
D
Molens zijn nu belangrijker dan vroeger.
Slide 7 - Quiz
3. In regel 13 staat: Er worden al eeuwenlang talloze producten gemaakt met behulp van molens. Welk voorbeeld van zo’n product staat er in dit stukje?
A
Graan
B
Meel
C
Water
D
Wind
Slide 8 - Quiz
4. Lees r. 15-17: Vanaf … Nederland. Wat betekent aan een opmars beginnen?
A
in aantal groeien
B
minder worden in aantal
C
moderner worden
D
sneller worden
Slide 9 - Quiz
5. Welke woorden kun je gebruiken in plaats van het ambacht? Er zijn twee antwoorden goed.
A
het beroep
B
het gilde
C
het jubileum
D
het vak
Slide 10 - Quiz
6. Uit welk stukje blijkt het duidelijkst dat de belangstelling voor het beroep van molenaar terugloopt?
A
Uit het stukje met het kopje Geschiedenis.
B
Uit het stukje met het kopje Ambacht.
C
Uit het stukje met het kopje Jonge Molenaars.
D
Uit het stukje met het kopje Molendag.
Slide 11 - Quiz
7. Wat wordt bedoeld met een stoffig imago hebben (r. 37)?
A
boeiend lijken
B
mooi lijken
C
saai lijken
D
zwaar lijken
Slide 12 - Quiz
8. Kijk in het stukje Molendag. Waarom wordt het record niet opgenomen in het Guinness Book of Records? Kies het beste antwoord.
A
Er hebben niet genoeg molens gedraaid.
B
Er waren te weinig kijkers.
C
Het gilde wilde niet te veel aandacht trekken.
D
Het was geen officiële poging.
Slide 13 - Quiz
We maken gezamenlijk
- de woordenschat
Slide 14 - Slide
Wat betekent: bij uitstek
A
iets wat uitsteekt
B
in het bijzonder
C
niks bijzonders
D
niet uitstekend
Slide 15 - Quiz
Wat betekent: de welvaart
A
de armoede van een land
B
boten op het water
C
de rijkdom van een land
D
het landschap van een land
Slide 16 - Quiz
Wat betekent: het gilde
A
iemand die gilde
B
samenkomen
C
weet ik niet
D
het gilde = de vereniging van mensen met hetzelfde beroep
Slide 17 - Quiz
Wat betekent: immaterieel
A
iets van een specifiek materiaal
B
niet tastbaar, wat je niet kunt aanraken
Slide 18 - Quiz
Dat was het Nieuwsbegrip van deze week.
Samen hebben we de tekst gelezen en opdracht 1 gemaakt
Uit de classroom maken: opdracht 1 en sleutelvragen