4.1 4g

4.1  
werk je voor loon of voor winst?
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

4.1  
werk je voor loon of voor winst?

Slide 1 - Slide

Arbeidsovereenkomst


  1. Wat voor werk doe je
  2. Hoeveel uren je werk
  3. Hoeveel loon je krijgt

De meeste afspraken uit je arbeidsovereenkomst staan in je

CAO

Collectieve arbeidsovereenkomst

Slide 2 - Slide

Rechtsvormen: (ondernemingsvorm) 
  • eenmanszaak
  • vennootschap onder firma (vof)
  • besloten vennootschap (bv)
  • naamloze vennootschap (nv)

  • stichting / vereniging (groep die zich verzameld heeft voor een doel), (donaties/ subsidies)

Slide 3 - Slide

Verschil stichting en vereniging
Een stichting heeft geen leden die het bestuur controleren en hoeft zich niet bij een algemene ledenvergadering te verantwoorden. 
Voor stichtingen geldt een verbod op uitkeringen aan bestuursleden en oprichters. Eisen aan statuten van een stichting zijn anders dan die van een formele vereniging.

Slide 4 - Slide

Eenmanszaak
Er is één eigenaar die zelf de leiding heeft. 
Privé aansprakelijk!
De eigenaar kan wel
personeel in dienst hebben.

Slide 5 - Slide

Vof
Vennootschap onder firma: er zijn twee of meer eigenaren (vennoten of firmanten)
die samen de leiding hebben.

De eigenaren lopen het risico bij schulden ook met privégeld te moeten betalen.

Slide 6 - Slide

Zzp-er
Iemand die werkt zelfstandig, heeft dus een eigen onderneming. 

Een zzp-er heeft geen personeel en betaalt inkomstenbelasting over de winst.

Slide 7 - Slide

BV en NV
Een bv (= besloten vennootschap) en een nv (= naamloze vennootschap) zijn ondernemingsvormen waarbij het privégeld van de eigenaren en het geld van de onderneming strikt van elkaar gescheiden zijn. De eigenaren zijn aandeelhouders.

Over de winst wordt vennootschapsbelasting betaald.
De aandeelhouders krijgen dividend als er winst gemaakt wordt.

Slide 8 - Slide

Berekeningen 4.1
Vergelijking nieuw en oud= 
nieuw - oud (verschil) : oud x 100%

Deelberekeningen
deel (uit te rekenen norm) : geheel x 100

Slide 9 - Slide

maken 
vragen 1 tot/met 9

Slide 10 - Slide

HUISWERK
maak een poster op A4 waarin de 4 rechtsvormen kort en krachtig worden uitgelegd!
Lever dit uiterlijk vrijdag in via Google Classroom!

Slide 11 - Slide