Havo 3 Sparen en Lenen

Sparen en Lenen
Vandaag hopelijk zelf meer aan de slag
1 / 10
next
Slide 1: Slide
economieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Sparen en Lenen
Vandaag hopelijk zelf meer aan de slag

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Wat zijn leenmotieven en welke leenmotieven zijn er?
  • Wat zijn kredietkosten en hoe bereken je deze?
  • Welke kredietvormen bestaan bij de bank en winkels?
  • Wat is een hypothecaire lening?

Slide 2 - Slide

Leenmotieven
Dit zijn redenen om te lenen

Onverwacht geldtekort
Tijdelijk geldtekort
Koop van een gebruiksgoed
Koop van een huis (hypotheek)

Slide 3 - Slide

Lening terugbetalen
Als je geld hebt geleend moet je twee dingen terugbetalen

  1. Het leenbedrag (aflossen)
  2. Een vergoeding (rente)

Slide 4 - Slide

Wat is rente?
A
Een vergoeding omdat je geld van de bank leent
B
Een extra lening
C
Meer geld dat je ter beschikking hebt
D
Een bedrag dat je moet aflossen

Slide 5 - Quiz

Kredietvormen bij de bank:
Kredietvormen bij de bank: 
  1. Persoonlijke lening = betaalt in vaste termijnen aflossing + rente. 
  2. Doorlopend krediet = steeds opnieuw tot een maximumbedrag lenen (kredietlimiet). Per maand betaal je een bedrag terug. 
  3. Kopen op afbetaling = je krijgt het goed al en betaalt in termijnen terug
  4. Hypothecaire lening, zie volgende dia

Slide 6 - Slide

Hypothecaire lening
  • Het huis / stuk grond is onderpand. 
  •  Rente is laag omdat de bank minder risico loopt. 
  •  Lange looptijd, meestal 30 jaar. 


Slide 7 - Slide

Jannus wilt een nieuwe tv kopen voor het EK. Deze kost 1.750 euro. Hij betaald het dmv "kopen op afbetaling".
Jannus moet 4 jaar lang 47 euro per maand betalen. Hoeveel rente moet Jannus betalen?

Slide 8 - Open question

Een huis heeft een waarde van 400.000 euro. Er wordt een hypotheek van 350.000 euro op genomen. De hypotheek wordt in 30 jaar terugbetaald. Er is een vast rentepercentage van 1%
Hoeveel euro zal er in het eerste jaar per maand worden afgelost?
A
1.000
B
1.105
C
1.111
D
1.113

Slide 9 - Quiz

Maak nu: 
Opdracht 3.33

Slide 10 - Slide