in een parallellogram zijn
de overstaande hoeken gelijk
en
is de hoekensom 360 graden
A is 50 graden
Bereken de andere hoeken.
Als A 50 is, is C ook 50
A + B + C + D = 360
B + D zijn 360 - 50 - 50 = 260
En omdat geldt B = D
is B 130 graden en D ook 130 graden