Woordsoorten WW, LW, ZN, BN, VZ

Woordsoorten 
Pak je laptop en log je in op de LessonUp (alleen je voornaam!)
Zorg dat je je werkboek ook op tafel hebt.
Wacht rustig tot we gaan beginnen met de les
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woordsoorten 
Pak je laptop en log je in op de LessonUp (alleen je voornaam!)
Zorg dat je je werkboek ook op tafel hebt.
Wacht rustig tot we gaan beginnen met de les

Slide 1 - Slide

Woordsoorten

Slide 2 - Mind map

De volgende woordsoorten kennen we al:


- Werkwoord
- Zelfstandig naamwoord
- Bepaald lidwoord en onbepaald lidwoord

Slide 3 - Slide

Ons voedsel is een populair gespreksonderwerp.

ons = x
voedsel =
etc

Slide 4 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Bijvoorbeeld: De slimme jongen

Slide 5 - Slide

Voorzetsel
Een voorzetsel wordt ookwel een 'kast' of 'feest'-woordje genoemd.

Bijvoorbeeld: Tijdens het feest, in de klas, op de kast etc.

De man loopt naar de school.

Slide 6 - Slide

Houd je van lekkere hamburgers met vette mayo?

Vette =
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord

Slide 7 - Quiz

Die hamburgers zijn te koop bij allerlei hippe tentjes.
hamburgers =
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord

Slide 8 - Quiz

Ik ga graag naar dit soort tentjes.

Naar =
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord

Slide 9 - Quiz

Natuurlijke extracten geven de burgers veel smaak.
Natuurlijke =
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord

Slide 10 - Quiz

Val jij wel eens voor die grap?
Val =
A
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
voorzetsel
D
werkwoord

Slide 11 - Quiz

Het nette meisje zit naast mij op de bank.

Slide 12 - Open question

Aan de slag
Maak opdracht 1, 4, 5, 6, 9 t/m 11 van paragraaf 4.7.

Doe dit in je werkboek. 
Zolang de timer aanstaat, ben je stil!
timer
10:00

Slide 13 - Slide