Listening: fake news
1 / 21
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
How do you mostly get your news?
TV
Newspaper
Radio
Magazines
Internet
People around you
Slide 6 - Poll
If you get your news from Internet, which form do you use most;
Websites
Blogs
Chatrooms
Other
Slide 7 - Poll
If you get your news from people, from who do you learn most:
Friends
Family members
Colleagues
Teachers
Others
Slide 8 - Poll
Do you often check the news or not at all? Please write some more details about it:
Wat houdt jou bezig op dit moment?
Wat houdt jou bezig op dit moment?
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
What does 'fake' mean?
A
Een leugen.
B
Iets wat niet echt is of niet gemeend, maar er wel echt uitziet.
C
Iets wat niet echt is, niet gemeend is en ook niet echt uitziet.
D
Een grap, maar het is helemaal niet grappig.
Slide 13 - Quiz
Wat zou de vertaling van 'counterfeit' in het Nederlands zijn?
Slide 14 - Open question
True
False
'Fake' heeft betrekking op spullen.
'Fake' heeft betrekking op het gedrag van een persoon.
'Fake' is altijd makkelijk te herkennen.
Slide 15 - Drag question
Did you ever buy anything fake?
Slide 16 - Mind map
Why did people write 'fake news' stories?
A
Just for fun.
B
Because they don't like the president.
C
To make money through advertising.
D
Because they like to write fairytales.
Slide 17 - Quiz
Hoe komt het dat er nu veel meer over 'fake' news wordt gesproken?
A
Door de verspreiding van Social Media.
B
Mensen lezen meer kranten.
C
Iedereen er nu meer naar geintresseerd is.
D
Mensen durven er nu over te praten.
Slide 18 - Quiz
Zelfstandignaamwoord
Werkwoord
Bijvoeglijk naamwoord, zegt iets over het zelfstandig naamwoord.
Verb -
to fake a smile
Adjective-
Be careful of fake concert tickets.
Noun -
The diamond ring is a fake.
