3.3 Geld lenen kost geld

Hoofdstuk 3
De bank en jouw geld
3.3 geld lenen kost geld
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3
De bank en jouw geld
3.3 geld lenen kost geld

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Vandaag leer je:

  • welke redenen je kunt hebben om te lenen
  • hoe je de kosten van een lening berekent
  • welke soorten leningen er zijn
  • waarom een koop op afbetaling ook een lening is
3.3 geld lenen kost geld

Slide 3 - Slide

Wat is voor jou een reden om te lenen?

Slide 4 - Mind map

De 4 belangrijkste redenen om te lenen:
  • opvangen tijdelijk geldtekort
  • dure aankoop niet uitstellen
  • dringend geld nodig en niets achter de hand
  • aankoop woning (hypothecaire lening)

3.3 geld lenen kost geld

Slide 5 - Slide

3.3 geld lenen kost geld
Kredietkosten berekenen
Lening = krediet of kredietsom

- Aflossen: terugbetalen lening
- Kredietkosten: alles wat je méér terugbetaalt dan de lening (rente + o.a. administratiekosten)


Slide 6 - Slide

3.3 geld lenen kost geld
Kredietkosten berekenen
p. 79 van je boek

Slide 7 - Slide

3.3 geld lenen kost geld
Kredietkosten berekenen
Even oefenen.... 

Slide 8 - Slide

Hoeveel zijn de kredietkosten van deze lening?
A
€73
B
€2.190
C
€1.500
D
€690

Slide 9 - Quiz

Hoeveel zijn de
kredietkosten voor de SNS?
A
€ 29.500
B
€ 1.625
C
€ 4.500
D
€ 500

Slide 10 - Quiz


Je leent € 2.000
Je lost af in 4 jaar.
Wat zijn de kredietkosten?
A
€ 2.529,12
B
€ 529,12
C
€ 177,71
D
€ 560,12

Slide 11 - Quiz

3.3 geld lenen kost geld!
Aan de slag!

Maak opdracht 1 t/m 7 op p. 78 t/m 79

In stilte, mét oortjes

Kijken de volgende les na.

Slide 12 - Slide

3.3 geld lenen kost geld
Aankoop in termijnen betalen = koop op afbetaling.

Je hebt een lening bij de winkelier.
Ook nu betaal je:
  • maandelijkse termijnen voor rente én aflossing
  • verschillende looptijden

Lening afsluiten voor een consumptiegoed =
consumptief krediet.




Slide 13 - Slide

3.3 geld lenen kost geld!
Kredietvormen:
persoonlijke lening
  • vast aantal termijnen
  • termijnbedrag blijft gelijk
doorlopend krediet
  • tot kredietlimiet deels of helemaal lenen
  • na aflossing bijlenen tot kredietlimiet
salariskrediet
  • tot maximum bedrag rood staan op betaalrekening




Slide 14 - Slide

3.3 geld lenen kost geld!
Even oefenen...

Slide 15 - Slide

Persoonlijke lening
Doorlopend krediet
Salariskrediet
Je betaalt deze lening terug in een vast aantal maandtermijnen en een vast maandbedrag.
Je mag lenen tot een bepaald bedrag. Daarna moet je terugbetalen en mag je terugbetaald geld weer opnieuw opnemen. 
Je mag op de betaalrekening  rood staan.

Slide 16 - Drag question


Wat is het spaarbedrag na 1 jaar met enkelvoudige rente?
Spaarrekening: €2.500
Rente: 4%
A
€60,00
B
€80,00
C
€100,00
D
€120,00

Slide 17 - Quiz


Wat is het spaarbedrag na 1 jaar met enkelvoudige rente?
Spaarrekening: €1.000
Rente: 2%
A
€20
B
€30
C
€50
D
€60

Slide 18 - Quiz

3.3 geld lenen kost geld!
Aan de slag!

Maak opdracht 8 t/m 13 op p. 80 t/m 81

Slide 19 - Slide