Moeilijke woorden vervoer

 Vervoer
 Woordenschat 
(Moeilijke) woorden 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1-4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

 Vervoer
 Woordenschat 
(Moeilijke) woorden 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

 Vervoer
 Woordenschat 
(Moeilijke) woorden 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Het vervoer

Het vervoer

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Het abonnement

Slide 4 - Slide

Het bewijs dat je betaald hebt om ergens regelmatig gebruik van te maken.
Maak een zin met abonnement

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

De boete

Slide 6 - Slide

Het geld dat je als straf moet betalen.
De chauffeur

Slide 7 - Slide

Iemand die een wagen bestuurt, bijvoorbeeld een auto of bus. 
De conducteur

Slide 8 - Slide

Iemand die in een trein of tram de vervoersbewijzen controleert. 
Wat is het verschil tussen een chauffeur en een conducteur?

Slide 9 - Open question

This item has no instructions

De dienstregeling

Slide 10 - Slide

De vaste tijden waarop treinen, trams of bussen rijden. 
De file

Slide 11 - Slide

Een lange rij auto's die stilstaan of langzaam vooruitgaan. 
De machinist

Slide 12 - Slide


Iemand die een trein bestuurt. 
Wat doet een machinist?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Het ongeluk

Slide 14 - Slide

Een onverwachte gebeurtenis die vaak schrik en soms pijn veroorzaakt. 
Het openbaar vervoer

Slide 15 - Slide

Alle treinen, bussen en trams waar iedereen gebruik van kan maken. 
welke verschillende ov ken jij?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Het rijbewijs

Slide 17 - Slide

Een bewijs dat je iets mag besturen, bijvoorbeeld een auto.
De spits

Slide 18 - Slide

De momenten van de dag dat het heel druk is in het verkeer.
In de spits is het rustig in het verkeer ?
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Het verkeer

Slide 20 - Slide

Alle mensen, fietsen en voertuigen die op straat lopen of rijden. 
Het vervoersbewijs

Slide 21 - Slide

Een bewijs dat je betaald hebt voor een reis, zoals een treinkaartje. 
Het vervoermiddel

Slide 22 - Slide

Een middel waarmee jij je verplaatst. 
De vertraging

Slide 23 - Slide

Als je door omstandigheden later aankomt dan normaal.