This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 4 - Elektriciteit
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Hoe groot is het vermogen van het motortje?
A
1,5 W
B
0,0015 W
C
24 W
D
24 000 W
Slide 3 - Quiz
Bereken de spanning over lampje b.
A
0,009 V
B
9 V
C
4410 V
D
4,41 V
Slide 4 - Quiz
Paragraaf 4.1 stroomkring maken
Slide 5 - Slide
Welke onderdelen zijn zeker nodig voor een werkende gesloten stroomkring?
A
Apparaat
B
Batterij
C
Schakelaar
D
Elektriciteitssnoeren
Slide 6 - Quiz
Welke uitspraak is waar?
A
Een vaste stof is altijd een geleider
B
Stroom loopt even gemakkelijk door alle metalen heen.
C
Een schakelaar kan de geleidende verbinding in een stroomkring verbreken.
Slide 7 - Quiz
Welke van de stoffen is geen geleider?
A
Aluminium
B
Koper
C
Staal
D
Pvc
Slide 8 - Quiz
Je ziet hiernaast twee manieren om de stroomsterkte te meten. Welke uitspraak is waar?
A
Beide meters zullen dezelfde stroomsterkte aangeven.
B
De meter in de linker stroomkring zal geen stroomsterkte aangeven.
C
De meter in de linker stroomkring zal de laagste stroomsterkte aangeven.
D
De meter in de rechter stroomkring zal de laagste stroomsterkte aangeven.
Slide 9 - Quiz
Paragraaf 4.2 spanningsbronnen
Slide 10 - Slide
Welke van de onderstaande is geen spanningsbron?
A
Accu
B
Zonnecel
C
Spanningsmeter
D
Batterij
Slide 11 - Quiz
Wat is de eenheid van spanning?
A
volt (V)
B
ampère (A)
C
watt (W)
Slide 12 - Quiz
Hoe groot is de spanning die de spanningsmeter aangeeft?
A
0,9 V
B
4,5 V
C
9 V
Slide 13 - Quiz
Je ziet vier manieren om batterijen van 1,5 V te schakelen. Welke schakeling levert samen een spanning van 3,0 V?
A
Schakeling A
B
Schakeling B
C
Schakeling C
D
Schakeling D
Slide 14 - Quiz
Paragraaf 4.3 schakelingen
Slide 15 - Slide
De schakelaar staat open. Brandt lampje 1?
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quiz
Je ziet hieronder een aantal schakelsymbolen. Plaats ieder schakelsymbool in het vakje met de juiste naam.
schakelaar
lamp
batterij
voltmeter
Slide 17 - Drag question
Welke schakelingen zijn parallelschakelingen?
A
Schakeling a
B
Schakeling b
C
Schakeling c
D
Schakeling d
Slide 18 - Quiz
Je installeert met één spanningsbron een lamp in de slaapkamer en een lamp in de woonkamer. Je wilt dat je de lamp in de slaapkamer uit kunt doen terwijl de lamp in woonkamer blijft branden. Welke soort schakeling kies je?