30 Oktober - Katzen

Freiheit
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Freiheit

Slide 1 - Slide

Inhalt dieser Stunde
1. Wort der Woche
2. Wörterbuch
3. Lückenfragen
5. An die Arbeit 


Ziel(e):
  • Je kunt helder geschreven, ondubbelzinnige instructies begrijpen.
  • Je kunt in lange teksten op internet of in andere media informatie zoeken over thema's binnen het eigen interessegebied.
  • Je bent in staat om op de juiste manier een woordenboek te gebruiken!

Slide 2 - Slide

Umschreibe das Wort.

Slide 3 - Slide

Die Frischzellenkur
Sie ist eine Behandlung, die dafür sorgt, dass etwas frischer aussieht. Bei Menschen wirkt sie leider nicht – zumindest medizinisch betrachtet.
 


Der Bürgermeister schaut sich seine Stadt an. Die Gebäude sind alt, die zur Straße zeigenden äußeren Seiten hässlich und kaputt. Die Brücken sehen nicht mehr sicher aus. Alles müsste mal in einen modernen Zustand gebracht werden. „Diese Stadt braucht unbedingt eine Frischzellenkur!“, stellt der Bürgermeister fest. Das wird teuer. Von einer Frischzellenkur spricht man heute, wenn etwas komplett neugestaltet wird, sodass es besser aussieht. Ursprünglich ist die Frischzellenkur eine medizinische Methode, mit der jemand jünger aussieht. Dabei werden Zellen von jungen Tieren in den Menschen gebracht. Eine Zelle ist ein ganz kleiner Teil im menschlichen Körper. Man dachte früher, dass die jungen Zellen ältere Zellen ersetzen und der Mensch jünger wird. Heute weiß man, dass dieses Verfahren Unsinn ist. Trotzdem wird das Wort „Frischzellenkur“ noch in übertragener Bedeutung gebraucht – wenn etwas verjüngt oder erneuert werden soll.

Slide 4 - Slide

Die unterstrichenen Wörter

  1. Zustand = toestand, situatie
  2. unbedingt = per se
  3. neugestaltet = opnieuw vormgegeven
  4. ersetzen = vervangen
  5. Verfahren = methode
  6. trotzdem = desondanks
  7. übertragener = figuurlijk
  8. erneuert = vernieuwen

Slide 5 - Slide

Vierbeinige Verführer
Katzen sind überall. In sozialen Netzwerken und auf YouTube sind Katzenvideos echte Klickwunder. Auch im wahren Leben ist die Katze das beliebteste Haustier der Deutschen - noch vor dem Hund. Warum sind gerade Katzen so beliebt? Dabei gelten Katzen eher als unangepasste Einzelgänger. Sind Katzen wirklich kleine Wildtiere, die ihre Menschen nur als Dosenöffner betrachten? Oder sind sie doch fähig zu wahrer Liebe? 
Quarks gibt Antworten.
Experiment
Geef een beschrijving van het experiment.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Vierbeinige Verführer
Vorurteil
Grund für das Experiment.

Experiment
Gib eine Beschreibung des Experiments.
Wie haben die Katzen reagiert?

Frage:
Beantworte die Frage "Lieben Katze ihre Besitzer?"



Experiment
Geef een beschrijving van het experiment.

Slide 8 - Slide



  1. Einzelgänger
  2. zweckmäßig
  3. Versuchspersonen
  4. älter als
  5. Duft
  6. Aufwand
  7. jeweilig
  8. obwohl
  9. enttäuscht
  10. entschieden für
  11. erleben
  12. doch



13. (Zeit) verbringen
14.  sich verhalten
15 sondern
16. trotzdem
17. Ergebnis
18. allerdings
19. Reihenfolge
20. im Gründe
Vokabeln
Übersetze die Wörter so schnell wie möglich.
timer
8:00

Slide 9 - Slide

Lernziel dieser Stunde:

Ik ben in staat om op de juiste manier een woordenboek te gebruiken!

- wanneer zoek ik een woord op?
- hoe zoek ik een woord op?

Slide 10 - Slide

Hoe gebruik ik het woordenboek goed en effectief?


Opzoeken 
in het woordenboek

Slide 11 - Slide

Wann Wörter nachschlagen / nicht nachschlagen?

- begrijp ik de tekst (context) zonder opzoeken?
- woord afleiden NL/Engels/Frans?
- afkorting? Welke ken je?

Slide 12 - Slide

Abkürzungen

z.B.
u.s.w.
u.a.

Slide 13 - Slide


z. B  - zum Beispiel
u.s.w. - und so weiter
u.a. - unter anderem

Slide 14 - Slide

Welche Wörter suche ich im Wörterbuch nach?

  1. zelfstandig naamwoord - enkelvoud 
  2. werkwoord - hele werkwoord
  3. overige woorden -  signaalwoorden (reden, tegenstelling, opsomming etc.)


Leer de belangrijkste woorden
oranje boekje uit je hoofd

Slide 15 - Slide

der Kontext
- je kunt de zin waarin het onbekende woord staat gebruiken om de betekenis te raden
- je maakt dan gebruik van de context

z. B.
Zwei Jungen aus Berlin konnten ihr Haus nicht mehr finden, sie hatten sich verirrt.


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Samengestelde woorden
Staan niet (altijd) in woordenboeken:
  • kijk uit welke delen ze bestaan
  • hak het woord op de juiste plek in stukjes
  • zoek eventueel de vertaling op van de stukjes 
  • Let er op dat je het woord in het enkelvoud opzoekt

We gaan oefenen: hak de volgende woorden in de juiste stukjes!



Slide 18 - Slide

Verben- werkwoorden
In het woordenboek alleen hele werkwoord - infinitief
bepaal dus eerst het hele werkwoord en zoek het op

Bijvoorbeeld:
Das geschah am Mittwoch
Verledentijdsvorm van het werkwoord geschehen
gebeuren


Slide 19 - Slide

Genitiv - 2e naamval
In het examen staan vaak 2e naamvallen
2 zelfstandige nmw worden zo aan elkaar gekoppeld
In het Nederlands gebruik je het koppelwoord 'van'

Zum Beispiel
Het geld van mijn tante - das Geld meiner Tante
De kleur van het koffer - die Farbe des Koffers



Slide 20 - Slide

eine Grafik beschreiben

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

... in der Prüfungswoche!

Slide 23 - Slide