Werkwoordspelling 2 Mavo

WELKOM TERUG!
Lesdoel:
1. herhalen spelling werkwoorden tt en vt
2. spelling van het voltooid deelwoord

Je leert zonder spelfouten werkwoorden te vervoegen.
Dus.. geen schrijffouten meer in de werkwoorden met d's en t's.
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM TERUG!
Lesdoel:
1. herhalen spelling werkwoorden tt en vt
2. spelling van het voltooid deelwoord

Je leert zonder spelfouten werkwoorden te vervoegen.
Dus.. geen schrijffouten meer in de werkwoorden met d's en t's.

Slide 1 - Slide

Hoe spel je de tegenwoordige tijd?
  1. Zoek het hele werkwoord.
  2. Haal -en eraf,  dan heb je de stam. Van de stam maak je de ik-vorm.

rennen                                                            fietsen
Ik ren (ik-vorm)                                           Ik fiets  (ik-vorm)
Jij rent / ren jij?                                          Jij fietst / fiets jij?
Hij/zij rent                                                     Hij/zij fietst
Wij rennen                                                    Wij fietsen
Jullie/zij rennen                                         Jullie/zij fietsen

Slide 2 - Slide

Weet je het nog?     Z-S    V-F

blozen
stam: bloz-       ik-vorm bloos
hij bloost
wij blozen

heb(ben) gebloosd 








leven
stam: lev-        ik-vorm leef
hij leeft
wij leven 

heb(ben) geleefd

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 5 - Quiz

(Worden) zij kampioen?
A
wordt
B
word

Slide 6 - Quiz

Het (gebeuren) niet vaak dat ik de les niet leuk (vinden).
A
gebeurt
B
gebeurd
C
vindt
D
vind

Slide 7 - Quiz

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 8 - Quiz

(worden) Hij ... later eigen baas.
A
word
B
wort
C
wordt

Slide 9 - Quiz

Wanneer (worden) je oma nu geopereerd aan haar knie?
A
wordt
B
word

Slide 10 - Quiz

tt:
Mijn broer (fietsen) ...... naar huis.
A
fiets
B
fiest
C
fiet
D
fietst

Slide 11 - Quiz

Voltooid deelwoord
  • Werkwoordsvorm (vervoeging met voorvoegsel ge-, be-,  ver-, ont-, .........)
  • Er staat altijd een persoonsvorm van hebben, worden , zijn   in de zin.
  • Gebruik de verlengproef. Daarmee hoor je vaak wat de  laatste letter     moet  zijn!        Hij heeft gerend (want hij rende)                                                                                         Zij heeft gefietst  (want zij fietste)
  • Een voltooid deelwoord eindigt op: -d ,  -t , -en  (gerend, gefietst, gelopen)
  • Twijfel tussen d of t? Zit de laatste letter van de stam in 't ex-kofschip? Dan is het een -t.

Slide 12 - Slide

De architect heeft (berekenen) hoe groot het dakterras mag zijn.
A
berekent
B
berekend

Slide 13 - Quiz

Hij heeft de vraag goed ...... (beantwoorden)
A
beantwoordt
B
gebeantwoord
C
geantwoord
D
beantwoord

Slide 14 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft haar (beschermen)
A
Beschermd
B
Beschermt

Slide 15 - Quiz


De overvaller heeft alles snel (bekennen).
A
bekent
B
bekend

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 18 - Quiz

Zelfstandig werken
Maken van de oefeningen van het werkblad.

Slide 19 - Slide

Tips om werkwoordspelling
 te oefenen (voor thuis)

Website om te oefenen:
De oefeningen zonder slotje
moet je maken!
     

Slide 20 - Slide

Lesdoel gehaald???
Lesdoel:
1. herhalen spelling werkwoorden tegenwoordige tijd
2. spelling van het voltooid deelwoord

Je leert zonder spelfouten werkwoorden te vervoegen.
Dus: geen schrijffouten meer in de woorden met d's en t's.

Slide 21 - Slide