Waar en wanneer het verhaal zich afspeelt, heeft vaak invloed op de sfeer.
Bijvoorbeeld: De personages zitten na een dag skiën (
tijd) met een kop warme chocolademelk een spelletje te doen in hun chalet (
plaats).
Dan is de sfeer gezellig of ontspannen.
Sfeer voorbeelden: gespannen, benauwend, dreigend, geheimzinnig, gespannen, gezellig, griezelig, kil, onbezorgd, romantisch of verveeld.