14.4 Zenuwcellen + start PO

14.4 Zenuwcellen
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

14.4 Zenuwcellen

Slide 1 - Slide

Deze les:
- Quiz time!
- 14.4 Impulsgeleiding & Impulsoverdracht
- Opdrachten
- 14.4 Reflexen
- Start PO Waarnemen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Welk deel van een zenuwcel leidt impulsen van het cellichaam af?
A
Dendriet
B
Axon

Slide 4 - Quiz

Welke zenuwcellen liggen in hun geheel in het centrale zenuwstelsel?
A
bewegingszenuwcel
B
gevoelszenuwcel
C
schakelcellen
D
geen van alle

Slide 5 - Quiz

Waar ligt het cellichaam van de gevoelszenuwcel?
A
in het centrale zenuwstelsel
B
buiten het centrale zenuwstelsel

Slide 6 - Quiz

In welke richting geleiden gevoelszenuwcellen impulsen?
A
Naar het centrale zenuwstelsel toe
B
van het centrale zenuwstelsel af

Slide 7 - Quiz

Welke zenuwcel eindigt bij een spier?
A
schakelcel
B
sensorisch neuron
C
motorisch neuron

Slide 8 - Quiz

Waar ligt een motorprogramma voor fietsen opgeslagen?
A
primaire motorische schors
B
secundaire motorische schors
C
primaire sensorische schors
D
secundaire sensorische schors

Slide 9 - Quiz

Je wilt je rechterhand optillen. Waar beginnen de impulsen?
A
primaire motorische schors
B
secundaire motorische schors
C
hersenstam
D
kleine hersenen

Slide 10 - Quiz

Je schrikt. Welk deel van je autonome zenuwstelsel is actief? En wat gebeurt er met je pupilgrootte?
A
orthosympatisch-groter
B
orthosympatisch-kleiner
C
parasympatisch-groter
D
parasympatisch-kleiner

Slide 11 - Quiz

14.4 Leerdoelen
11. Je legt uit hoe impulsen zich verplaatsen langs het celmembraan en hoe de impulsoverdracht naar andere zenuwcellen verloopt. 
12. Je beschrijft een reflexboog. 

Slide 12 - Slide

Impulsen
Waar ontstaan impulsen?

Slide 13 - Slide

Impulsen
Waar ontstaan impulsen?

Slide 14 - Slide

Impulsen
Een impuls is een soort elektrische stroom door een zenuwcel.
Een impuls is een tijdelijke wijziging van het potentiaalverschil (ladingverschil) tussen de buitenkant en de binnenkant van de zenuwcel. 
Hij begint ergens (dendriet of cellichaam) en verspreidt zich over het hele membraan van de zenuwcel richting de uiteinden van het axon.


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Actiepotentiaal
- In rust: Na+ buiten en K+ binnen, cel is negatief geladen t.o.v. weefsel 

- Bij een actiepotentiaal draait de lading om: binnen wordt positief i.p.v. negatief geladen door Na+ instroom 
( = depolarisatie) en K+ uitstroom

Slide 17 - Slide

Impulsrichting
Doordat volgende Na+ en K+ poorten openen als gevolg van de actiepotentiaal in de buurt (elektrische prikkel) 'loopt' de actiepotentiaal over de hele zenuwcel bij het bereiken van de drempelwaarde. 

Van dendriet naar het uiteinde van alle axonen.
= Alles of niets principe

Slide 18 - Slide

Actiepotentiaal (88F) BINAS!

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

De actiepotentialen worden sprongsgewijs doorgegeven van insnoering naar insnoering tussen de Myeline schedes (gevormd door de cellen van Schwann)

Impuls kan hierdoor met een snelheid van 120 m/s door het zenuwstelsel (i.p.v. 2 m/s)

Slide 21 - Slide

Impulsgeleiding op een rijtje
Impuls = elektrisch stroompje = actiepotentiaal
  • ontstaat als prikkel sterk genoeg is (boven drempelwaarde)
  • negatieve lading slaat om naar positieve lading door Na+ instroom
  • herstelt door K+ uitstroom, gevolgd door volledig herstel
  • zenuwcel is niet prikkelbaar tijdens K+ uitstroom/ korte herstelperiode
  • hoogte van impuls is altijd hetzelfde
  • bij sterkere prikkel neemt impulsfrequentie toe

Slide 22 - Slide

Impulsoverdracht tussen zenuwcellen
Gebeurt altijd één richting op.


Slide 23 - Slide

Synaps - BINAS 88G

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Wat gebeurt er in de synaps? BINAS 88G

Slide 26 - Slide

Neurotransmitters
Stimulerende neurotransmitters

Stimuleren het ontstaan van een impuls in de volgende zenuwcel

bv Acetylcholine, glutamaat, adrenaline, dopamine
Remmende neurotransmitters

Remmen het ontstaan van een impuls in de volgende zenuwcel

bv GABA, serotonine

Slide 27 - Slide

Opdrachten (HW)
- Maak 14.4 leerdoelen 10 + 11, opdr. 63 t/m 70

Klaar? Lezen 14.4 "Reflexen"
timer
5:00

Slide 28 - Slide

Automatisch en onbewust
In een reflex voer je een beweging uit voordat je je hiervan bewust wordt. 

Voorbeelden reflexen:
- kniepeesreflex
- pupilreflex

Slide 29 - Slide

Reflexboog: via ruggenmerg met grijze en witte stof
Cellichamen van schakelcel en motorisch neuron in liggen in de grijze stof

Slide 30 - Slide

Reflexboog, de hersenen worden pas later geïnformeerd: via witte stof ontvangen zij info via axonen

Slide 31 - Slide

Reflexboog
In welke volgorde loopt de informatie-verwerking?


Slide 32 - Slide

Een sterkere prikkel leidt tot
A
hogere actiepostentiaal
B
hogere impulsfrequentie

Slide 33 - Quiz

Je ruikt eerst een vieze lucht wanneer je een lokaal inkomt, maar na een tijdje niet meer (=gewenning). Hoe kan dat?
A
de drempelwaarde wordt lager
B
de drempelwaarde wordt hoger
C
impulssterkte wordt lager
D
impulsfrequentie wordt lager

Slide 34 - Quiz

Kan dit reflex nog optreden als:
1. De zenuwcellen bij R zijn uitgeschakeld?
2. In de grote hersenen de bewegingscentra zijn uitgeschakeld?
A
1: Ja 2: Ja
B
1: Ja 2: Nee
C
1: Nee 2: Ja
D
1: Nee 2: Nee

Slide 35 - Quiz

Waar begint een reflex?
A
schakelcel
B
sensorische zenuwcel
C
motorische zenuwcel
D
zintuig

Slide 36 - Quiz

Welke onderdelen van een reflexboog liggen in het ruggenmerg?

Slide 37 - Open question

Slide 38 - Link

PO Waarnemen
- Groepjes van 3 leerlingen
- Zelf onderzoek opzetten bij prikkelverwerking (kies zintuig oog, oor, reuk, smaak, tast) i.c.m. reactiesnelheid/coördinatie. 

Vandaag:
- Groepjes maken en onderwerp kiezen
- Start met voorbereidingsfase (onderzoeksvraag + hypothese, theorie en onderzoeksmethode) --> inlv. 25 maart
                                                                                                                     

Slide 39 - Slide