HV1 ch 1 les 4 2021

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

B1C

Qu'est-ce qu'on va faire?

- overhoren voca A + B

- corriger les devoirs (9, 10, 11, 12, 13, 14)

- gesprekjes C

- doornemen bron D + maken

- SO ?  

-  francofolies

kijk na: opdr. 9, 10, 11, 12, 13, 14

Zijn er vragen?

Conversations

Exercice15

Lidwoorden

Wat zijn dat?

Welke kennen we in het Nederlands?

En welke ken je al in het Frans?

Nederlands (néerlandais)

de (bepaald lidwoord) --> de fiets

het (bepaald lidwoord) --> het huis

een (onbepaald lidwoord) --> een auto

Wat is het verschil tussen 'de' en 'het'?

Frans (français)

Bepaalde lidwoorden (de/het)

le frère

la soeur

l'oncle

les parents

 

Wat is het verschil denk je?

Frans (français)

Bepaalde lidwoorden (de/het)

le frère --> mannelijk ev

la soeur --> vrouwelijk ev

l'oncle --> mnl/vrl  ev beginnend met een klinker/h

les parents --> meervoud

 

En hoe vertaal je dit?

Welk lidwoord past hier het best?

___ garçon

1. le
2. la
3. l'
4. les

En hier?

___ fille

1. le
2. la
3. l'
4. les

en hier?

___ parents

1. le
2. la
3. l'
4. les

Let op! (attention!)

Wanneer je een woord in het meervoud zet, komt er meestal gewoon een s aan vast.

bijv: le frère --> les frères

la soeur --> les soeurs

Zet dit in het meervoud:

le cousin

Nederlands (néerlandais)

een (onbepaald lidwoord) --> een fiets, een auto

Frans (français)

Onbepaalde lidwoorden

un frère 

une soeur

des parents

Wat is het verschil denk je?

Frans (français)

Onbepaalde lidwoorden

un frère --> mannelijk ev

une soeur --> vrouwelijk ev

des parents --> mnl/vrl meervoud

En hoe vertaal je dit?

zet in het meervoud:
un cousin

Hoe vertaal je:

de tent

1. le tente
2. la tente
3. un tente
4. une tente

En hoe zeg je dan:

een tent

1. le tente
2. la tente
3. un tente
4. une tente

Hoe zeg je:

de hond?

1. le chien
2. la chien
3. un chien
4. une chien

En hoe zeg je dan:

de honden?

1. le chien
2. la chien
3. les chiens
4. des chiens

Vous avez encore des questions?

Au travail!

Maak : 16, 17, 18, 19

(probeer 17c te luisteren)

Volgende les: SO

Wat moet je leren:

- Vocabulaire A + B

- Phrases cles C (zinnen)

- Grammaire D (lidwoorden)

Tips:

- herhaal de moeilijke woorden wat vaker

- Oefen de woorden NF en de zinnen met schrijven

- let ook op de accenten op de woorden

Vragen?

Chapitre 1 - Les vacances en France

à la page 36

Au travail

faire (maken): D (16, 17, 18, 19)

apprendre: ABCD