1. Lees de titel en subkopjes (Weet je daar al iets over?)
2. Bestudeer de foto's / illustraties
3. Woorden raden (Lijkt het op een Nederlands / Engels woord?)
bijvoorbeeld gesprek - Gespräch
4. Weet je een woord niet? Lees eerst de zinnen rondom het woord.
Bijvoorbeeld: Käfig
Der Vogel flüchtet aus seinem Käfig und fliegt weg.