samenvatting klas 2 het huis week 36 t/m 38 mavo

Het huis - Klas 2 - Les 1
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het huis - Klas 2 - Les 1

Slide 1 - Slide

Bouwplan kaboutervilla

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Constructies en tekenen!

Slide 5 - Slide

 Constructies 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat voor een soort constructie is dit?
A
Piramideconstructie
B
Driehoeksconstructie

Slide 8 - Quiz

Wat is er sterker een driehoek of een vierkant?
A
Driehoek
B
Vierkant

Slide 9 - Quiz

Deze constructies hebben dezelfde ....1.... maar een andere ....2....
A
1 = vorm 2 = functie
B
1 = functie 2 = vorm

Slide 10 - Quiz

Theorie Technisch tekenen

Slide 11 - Slide

In praktijkkaart 2 gaan jullie ieder een eigen meubel op schaal tekenen. 

Dit is handig omdat je daarna bij het maken van de meubeltjes precies weet hoe groot het moet worden. 

Bij het tekenen op schaal van de meubels houdt je rekenening met de groote van de kamer en de kabouter. Als je dat niet doet is de bank veels te groot of te klein! 

Slide 12 - Slide

plattegrond en detail tekening
Denk aan de verhouding 1:20
geef de maten bij de onderdelen in ....cm zoals in de tekening op schaal en daarachter tussen haakjes de maat in het echt bij de mensen
Als voorbeeld:     
2,5 cm (0,50 m)
7 cm (1,4 m)

Slide 13 - Slide

Stofeigenschappen!

Slide 14 - Slide

Materialen en stoffen

Slide 15 - Slide

Stofeigenschappen
Onder andere:
  • Geur
  • Kleur
  • smaak
  • Fase


  • Oplosbaarheid
  • Kookpunt
  • Smeltpunt
  • Dichtheid
  • geleidbaarheid

Slide 16 - Slide

Fases
  • Er zijn drie fases voor een stof (zie hiernaast).


  • Gaat een stof van de ene naar de andere fase, dan noemen we dit een faseovergang.
vaste stof
vloeistof
gas

Slide 17 - Slide

Elektriciteit!

Slide 18 - Slide

Elektriciteit
Elektriciteit wordt vaak stroom genoemd. 

Als ergens elektriciteit doorheen loopt betekent dit, dat er elektronen door kabels en apparaten stromen. 

Elektronen zijn hele kleine energiepakketjes.




Slide 19 - Slide

Het vermogen van een apparaat is hoeveel elektrische energie een apparaat in een seconde gebruikt. Het vermogen druk je uit in Watt (W).

De stroomsterkte = hoeveelheid elektronen. Stroomsterkte heeft de eenheid Ampère (A).
Spanning = de hoeveelheid energie die de elektronen hebben. Spanning heeft de eenheid Volt (V)

Slide 20 - Slide

Stroomkring
Een schakeling bestaat uit een aantal elektrische onderdelen aan elkaar. In het voorbeeld hiernaast zijn dat; een lampje, batterij en stroomdraadjes

De stroomdraadjes zijn gemaakt van koper (een metaal) en daaromheen een laagje kunststof.


Slide 21 - Slide

Deze onderdelen vormen samen een kring waardoor elektrische stroom kan rondstromen, een stroomkring. In een stroomkring stromen de elektronen altijd van de minpool naar de pluspool.

 
De stroom kan alleen lopen als de stroomkringgesloten is. Bij een kapot stroomdraadje of een lampje dat kapot is zal de stroom dus niet rondstromen.

Slide 22 - Slide