Klas 2 Herhaling grammatica zinsdelen

Herhaling grammatica zinsdelen

Welkom! Pak je pen en schrift! 
timer
1:00
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Herhaling grammatica zinsdelen

Welkom! Pak je pen en schrift! 
timer
1:00

Slide 1 - Slide

lesdoelen
- Ik kan een zin opdelen in zinsdelen.
- Ik kan de zinsdelen benoemen.

Slide 2 - Slide

Programma

  • Vorige les
  • Theorie zinsdelen
  • Oefenen (klassikaal)
  • Werken aan werkdoelen
  • Afsluiting
Programma

Slide 3 - Slide

Vorige les
Vooral lastig:
  • Lijdend voorwerp
  • Meewerken voorwerp
  • Bijwoordelijke bepaling

Daarom: even opfrissen! (Ook wat de meesten al wel weten).

Slide 4 - Slide

Theorie zinsdelen
Schrijf mee!
Persoonsvorm:
  • Getal (enkelvoud/meervoud), veranderen tijd, vragend maken

Zinsdelen:
  • Welke delen kan je voor de pv zetten? 


Slide 5 - Slide

Theorie zinsdelen
Onderwerp:
  • Stel de vraag: Wie of wat + pv

Werkwoordelijk gezegde:
  • pv + alle andere werkwoorden in de zin (als die er zijn)


Slide 6 - Slide

Theorie zinsdelen
Lijdend voorwerp:
  • Wie of wat + gezegde + onderwerp

Meewerkend voorwerp:
  • Aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp + het eventuele lijdend voowerp 


Slide 7 - Slide

Theorie zinsdelen
Bijwoordelijke bepaling:
  • Geeft vaak antwoord op de vragen als:
    Hoe, hoelang, hoever, waar, waardoor, waarheen, waarom, waarover, waarvandaan, wanneer?
Let op!
Niet in alle zinnen hebben een bijw. bep. voor, maar een zin kan ook meerdere bijw.bep. bevatten. 




Slide 8 - Slide

Even oefenen

In de volgende dia's kan je even oefenen met de theorie. 

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm
Zinsdelen
Onderwerp 
Werkwoordelijk gezegde 
Lijdend voorwerp 
Meewerkend voorwerp 
Bijwoordelijke bepaling
De zin van tijd veranderen. 
Verdeel de zin in zinsdelen. Alles wat voor de pv staat, is één zinsdeel. 
Wie of wat + pv = ? 
Alle werkwoorden uit de zin. Incl. PV. 
Aan wie of voor wie + wg + ow + lv?
Alles wat je nog niet hebt benoemd
Wie of wat + wg + o 

Slide 10 - Drag question

Juist of onjuist?
Het dikgedrukte woord is de pv.
Wie heeft dat programma gezien? 
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz



Wie speelt de hoofdrol in die film? 
A
Wie=pv
B
Speelt=pv
C
Hoofdrol=pv
D
Film=pv

Slide 12 - Quiz

Juist of onjuist?
Het onderwerp is dikgedrukt.

Ik ben met de hond naar het bos geweest. 
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quiz



In Noorwegen heeft hij een studie gedaan. 
A
Heeft= wg
B
Heeft gedaan= wg
C
Heeft hij gedaan=wg
D
gedaan= wg

Slide 14 - Quiz

Zoek het lijdend voorwerp
Je houdt de volgorde van het stappenplan aan, ook bij het geven van antwoord. Begin bij de PV, O, WG, LV.
Hij kocht een roodgestreepte helm. 

Slide 15 - Open question

Zoek het lijdend voorwerp.
Je houdt de volgorde van het stappenplan aan, ook bij het geven van antwoord. Begin bij de PV, O, WG, LV.
Voor komend weekend heeft de weerman een orkaan voorspeld. 

Slide 16 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin:
Gisteren heeft Tom aan zijn oma een bos bloemen gegeven
A
Tom
B
aan zijn oma
C
een bos bloemen
D
heeft

Slide 17 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling in deze zin:
Mijn buurvrouw wordt volgend jaar de nieuwe directeur van de school.
A
volgend jaar
B
Mijn buurvrouw
C
wordt
D
de nieuwe directeur van de school.

Slide 18 - Quiz

Zoek nu ook het meewerkend voorwerp.
Je houdt de volgorde van het stappenplan aan, ook bij het geven van antwoord. Begin bij de PV, O, WG, LV en MV.
De leraar heeft hem een onvoldoende gegeven. 

Slide 19 - Open question

Maken:  werkdoelen
Cursus 5 grammatica
paragraaf 1: maken opdr. 1 t/m 9

Let op! Het werkpad voor deze week (week 45) staat er niet in! Ga via de methode naar de te maken opdrachten.

Slide 20 - Slide

Afsluiting
Lesdoelen:
- Ik kan een zin opdelen in zinsdelen.
- Ik kan de zinsdelen benoemen.

Vragen?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide